gels, boven voor de vrouwelijke patiënten 1ste, 2de en 3de klas, beneden voor de mannelijke patiënten. Alle ziekenkamers zijn op het zuiden gelegen, hebben een of twee groote openslaande ramen en een bovenlicht, dat gemakkelijk geopend kan worden, terwijl 's winters breede doorloopende luchtkanalen overvloedig versche lucht aanvoeren. Groote gemeenschappelijke zalen vindt men in dit gasthuis niet; hoogstens 5 zieken vindt men op één zaal. Zoo is het mogelijk, iederen zieke te plaatsen in een omgeving, waarin hij zich door ziekte, leeftijd, levensgewoonten het meest op zijn plaats gevoelt. Ernstige zieken, die volkomen rust noodig hebben, zijn bijeen; terwijl op een andere zaal de patiënten liggen, voor wie een praatje geen kwaad kan. De oude ernstige lui zijn bijeen, de jongeren zijn weer afzonderlijk, zelfs de kinderen met hun poppen en speelgoed hebben afzonderlijke zalen. Vindt men dan zooveel kinderen in het gasthuis, dat er meer dan één zaal is voor de kinderen? Het aantal kinderen is in het gasthuis gewoonlijk zeer groot, zij zijn echter niet allen ziek, maar sommigen volgen een kuur. Gedachtig aan het spreekwoord, dat men een jongen boom kan leiden, heeft de wetenschap allerlei hulpmiddelen uitgevonden om een ruggegraat, die neiging tot krom groeien vertoont, in het rechte spoor te houden, om een arm of been, hand of voet, die niet regelmatig groeit, den gewonen vorm te geven, om een heup of heupgewricht, dat onvolmaakt gevormd is, zoo te vervormen en te versterken, dat het loopen mogelijk wordt zonder naar de een of andere zijde over te hellen: alle middelen om het aantal mismaakte kinderen tot een minimum te brengen.
Alle meubels op de ziekenkamers zijn zoo eenvoudig mogelijk en kunnen worden schoongemaakt tot in de kleinste onderdeden. In iederen vleugel vindt men een theekeuken, die door een lift met de hoofdkeuken verbonden is. Op een theekeuken wordt het servies, dat in die afdeeling noodig is, bewaard; er is een gaskomfoor om het eten warm te houden, of om thee en melk gereed te maken en een medicijnenkast.
Ook is er in iedere afdeeling een badkamer met douches voor koud en warm water en een linnenkast, die iedere week door de linnenkamer van nieuwen voorraad wordt voorzien.
In het sous-terrain vindt men de geheele huishouding. Een pracht van een keuken, zoodanig uitgebouwd, dat de etenslucht niet in huis komt; een fornuis met 4 vuren in een groot frisch vertrek, waarin men zich roeren kan, volop licht, met alle mogelijke kasten en bergplaatsen. Rechts van de keuken ligt de groentekeuken, waar de groenten worden schoongemaakt, links de spoelkeuken en pottenkeuken. Verder een bakkerij waar gebak, brood en beschuit wordt gebakken; een slagerij waar runderen kalfsbouten worden gereed gemaakt voor de keuken en verschillende provisiekamers voor ingemaakte groenten, eieren, boter, vleesch, brood, ijs, bier en wijn. Ook vindt men er de machines voor de centrale verwarming. Deze verwarmen het gansche gebouw: operatiekamer, badkamer, privaat, ziekenkamer en kapel. Bovendien leveren zij heet water voor het geheele huis, overal waar men een kraan vindt voor koud water, is er ook een voor warm water.
In het sousterrain zijn ook de refter en de kamers der zusters en de eetzaal voor het dienstpersoneel. Onder het dienstpersoneel zijn verschillende Duitsche meisjes, die hier in het gasthuis de oefenschool doormaken, die vele Duitsche meisjes in hotels doorloopen, om zich voor de taak van huisvrouw te bekwamen. Anderhalf jaar werken zij hier in keuken, bakkerij, waschhuis en linnenkamer onder het toezicht der zusters en eerst na alle werk geleerd en zelfstandig verricht te hebben, wordt haar het diploma uitgereikt.
Het gasthuis is niet het eigendom der zusters, maar behoort aan een corporatie, wier president de pastoor der Eusebiusparochie is. Deken Van Basten Batenburg z.g. pastoor der Eusebiusparochie riep in Mei 1878 de zusters naar Arnhem: aan hem heeft Arnhem zijn ziekenverpleegsters te danken. Pastoor Schoemaker, zijn opvolger, maakte bij zijn komst in Arnhem in 1889 terstond het plan, om een groot nieuw gasthuis te bouwen, zoodanig als de geneesheeren het wenschen en dat alle verlangens der patiënten zou vervullen. Een prachtig terrein werd aangekocht, hoog boven de stad gelegen, aan den Rijn, met een heerlijk vergezicht. Aan Boerbooms, den bekwamen leerling van Cuypers, werd last gegeven een groot gedetailleerd plan te maken, niet alleen van hetgeen nu gebouwd is, maar ook voor dat gedeelte, dat later nog gebouwd zal worden.
De zusters, die het gasthuis besturen, 54 in getal, zijn ziekenzusters van den H. Franciscus, een congregatie in 1850 te Munster door Mgr. Johan Georg Muller gesticht, die thans reeds 122 huizen telt en verspreid is over Duitschland, Amerika en Nederland. Het doel dezer congregatie is de verpleging van arme zieken. Ook in Arnhem hebben de zusters zich gewijd aan de verpleging van arme zieken zoo wel in eigen woning als in het gasthuis.
In eigen woning werden van 1878 af 8172 patiënten verpleegd gedurende 50410 dagen en 303058 nachten. Van 1880 af tot 1903 werden in het gasthuis verpleegd 10202 patiënten gedurende 456164 dagen, terwijl bij die patiënten 33237 nachten gewaakt werd. Van 1892 tot 1903 werden 1569 personen gratis verpleegd, wat op een som te staan kwam van 110053 gulden. Van 1895 tot 1903 werden er 710 personen gedeeltelijk gratis verpleegd, wat een som kostte van 44411 gulden. Op de polykliniek werd van 1894 tot 1903 gratis hulp verleend in 23742 gevallen.
Nog een andere bijzonderheid maakt het Elisabethsgasthuis zoo aantrekkelijk voor de patiënten. Omdat aan het gasthuis geen vaste geneesheer verbonden is, kan iedere zieke dien geneesheer, chirurg of specialist kiezen, in wien hij het meest vertrouwen heeft.
Met de grootste gerustheid kan men zich aan de verzorging in het Elisabethsgasthuis toevertrouwen, want, om een voorbeeld te noemen, van de 389 buikoperaties, die er in de jaren 1882 tot 1903 plaats hadden, zijn er 357 gunstig afgeloopen.
Moge de zegen Gods op dit gasthuis blijven rusten.
S.