een bakvisch, die 't land heeft aan haar dikke middel. - Mijn hemel!.... al twee uur.... ft.... mijn kaars uit en nu slapen. Ik sta laat op, dan is 't gauw bij twaalven.
‘Suze, kom je dadelijk even in de huiskamer? Pa is er al. Marie is nog niet thuis uit school. Ga maar vast, ik kom aanstonds ook,’ riep ma om den hoek van de slaapkamerdeur mij toe. Ik spoedde mij naar beneden.
‘Goemorgen, pa, hebt u goed geslapen?’
‘Jawel, kind, maar ik geloof, dat 't badwater te koud was, ik ben zoo rillerig. Heb jij wel een bad genomen, Suze? Je ziet niet zoo opgewekt als gewoonlijk. Nooit vergeten, kind. Hè, dat was in Indië toch heerlijk, zoo'n keer of twee, drie per dag.’
‘Ha, daar is mama.’
‘Nou, Suze, pa en ik hebben er samen wijd en breed over gesproken en daardoor vannacht niet veel kunnen slapen, maar als 't heusch je wensch is, dan willen wij je niet tegenwerken. Heel aangenaam vinden wij 't niet, maar het kan zijn, dat je een allerliefste familïe treft, een aardig, gemakkelijk kind, en dan zal je, hoop ik, niet zoo voelen, dat je eigenlijk onder vreemden bent. Enfin, probeer het maar. Wanneer zou je kennis gaan maken?’
‘'t Is vandaag Maandag. Als ik overmorgen eens ging? Wat dunkt u, Woensdag?’
‘'t Is ons goed, Suze.’
‘Ik vind het heerlijk, dat u mijn plan hebt goedgekeurd, ik dank er u beiden hartelijk voor!’ -
Nu is mijn eerste werk een briefkaart te schrijven, dan weet mevrouw precies, wanneer ik kom. Mogelijk is er iemand aan den trein, want ik ben nooit in L. geweest en weet er hoegenaamd geen weg.
***
Eindelijk kwam de dag van vertrek, en mij werd uitgeleide gedaan door pa zelf. Pa gaf mij nog eenige wenken omtrent mijn kennismaking met mevrouw, een hartelijken zoen, een adieu en goed succes en - dicht ging het portier.
Eindelijk L: ‘uitstappen dames!...’ Niemand, die me vraagt: is u juffrouw K.? Nu, dan neem ik een omnibus of een vigelante, loopen is geen doen.
‘Koetsier, wil je mij eens brengen bij mevrouw B. in het Plantsoen 45?’
‘Jawel, juffrouw.’ -
En zoo kwam ik juist te twee uur op de bestemde plaats. Vol verwachting was ik. - Wat een prachtig huis, heel hardsteenen gevel, van buiten al vast heel chique. - Tingeling!
‘Meisje, er is zeker geen belet, wil je even mijn kaartje aan mevrouw laten zien?’
‘O, komt u hier, dame.’ En 't meisje bracht mij in een élégant gemeubeld vertrekje, waaraan ik niet dadelijk kon zien tot welk doel 't gebruikt werd. Vijl minuten moest ik wachten.
‘Wilt u mij maar volgen, juffrouw? Mevrouw wacht u in 't salon.’
In een oogenblik stond ik voor mijn toekomstige superieure. Laat ik u eerst zeggen, hoe mevrouw er uit ziet. Eer klein dan middelmatig, kort, donkerblond haar, een beetje scherp uiterlijk, prachtvol toilet, echt élégant, maar te veel ringen aan haar vingers, met te veel diamanten. Mevrouw spreekt heel minzaam en correct. Opvallend is het, dat mevrouw vraagt en meteen zelf antwoordt. Wel gemakkelijk, ik behoef dan niet veel te zeggen. Maar natuurlijk zal ik in de condities een woordje meepraten.
‘Dus mevrouw, ik heb u goed begrepen: ƒ 150 salaris en over eenigen tijd ƒ 200. Voor uw dochtertje zorgen, dat rust dus enkel op mij?’
‘Dat wil zeggen, ik geef u de noodige wenken, en controleer, hoe u zich van w taak kwijt. Als u zich niet met Nini bezighoudt, doet u eenige lichte bezigheden en als 't voorkomt, moet u 't een en ander verstellen. U kunt immers goed stoppen en mazen?
‘O ja, mevrouw!’
‘Daar is menheer en Nini. Kijk eens Karel, dat is onze juffrouw.’ Menheer neemt me even op van top tot teen en Nini kijkt me eerst heel verwonderd aan en komt me dan heel vriendelijk een handje geven. Menheer met zijn zwemmerige oogen en puntsnor bevalt me 't minst van het drietal. Maar wat geeft dat? Ik heb alleen met mevrouw te maken en al is deze nu ook juist niet de gemoedelijke, dikke blondine, die ik in mijne visioenen zag, een bepaald onaangenamen indruk maakt ze niet. Wel een beetje scherp maar.... geknipt kan het ook niet zijn. Ik nam afscheid en in gepeins verzonken aanvaardde ik mijn terugreis.
Wat een echt rijke omgeving; ik hoop, dat ik in dat mooie salon maar nooit de stof behoef af te nemen. Dat zal mevrouw zelf wel doen, 't is alles zoo vreeselijk kostbaar. Deze en dergelijke gedachten hielden mij bezig, totdat ik op een gegeven oogenbllk alweer thuis aan tafel zat. Nu, ik moest veel vertellen van mevrouw, mijnheer, Nini en dat ik over veertien dagen reeds verwacht werd.
Pa en ma vonden alles best, een drukke twee weekjes volgden met werk van allerlei aard, visites maken enz. Ma gaf een afscheidspartijtje, dat ik toch zoo aardig van mijn moedertje vond, maar dat me toch ook even weemoedig stemde, want ik ging nu toch voor een heel langen tijd, misschien wel voor goed van al die lieve, goede menschen weg. Doch ik wilde niet zwak zijn, 't was mijn eigen wensch en niemand had er mij toe aangespoord. Ik moet nu alles maar dragen, dacht ik. Nooit had ik vermoed, dat het afscheid mij zoo pijnlijk zou zijn. Het was heel anders dan toen Annie afscheid nam, voor haar huwelijksreis, en die ging toch ook de deur uit en wel voor goed, maar.... met een lieven, dapperen geleider op haar levenspad. Nu vond ik, die Anny was toch wèl gelukkig. Met net zoo weinig fortuin als ik, is ze toch wel getrouwd. Maar wie weet wat mij in mijn nieuwe omgeving nog te wachten staat, zóó oud vind ik zes en twintig niet en kwaad zie ik er toch niet uit. - Verbeeld je, dat ik over eenigen tijd eens naar huis kon schrijven: ‘Mama ik ben haast verloofd!’
Doch voor het oogenblik gaat plicht boven mijne fantasieën. Ik ga me weer eens indenken, hoe alles daar ook weer was, want ik ben bijna weer te L. en wil nu bij mijn entrée niet weer zoo verrast kijken als de eerste maal.
Ik had me ook zóó'n rijke omgeving niet voorgesteld, het was feeëriek. Ik wou, dat ma het eens zien kon, wat 'n verschil bij onze afgesleten meubels! Je hoort er niemand loopen, zoo zacht en dik liggen overal de tapijten.
***
Al bijna in het Plantsoen, nog een paar minuutjes. Dezen keer deed een miniatuurdienstmeisje mij open, wees mij mijn kamer en zei: ‘Mevrouw wacht u over tien minuten in deze kamer.’ Tegelijk werd mij aangeduid de eerste deur links in de gang. Het bleek mij later, dat dit de huiskamer van de familie was. Veel tijd om me te verkleeden en me op mijn kamer te oriënteeren had ik dus niet. Om mij op de hoogte te stellen van mijn apartement, daarvoor was niet veel tijd noodig. Hoe smaakvol 't overal ook was, op mijn kamer zou geen blind paard schade gedaan hebben. Een bed, een stoel, een waschtafeltje en een nachtkastje, een kleerkast in den muur, een klein spiegeltje, ziedaar het meubilair. Een emmer voor het waschwater had ik in dien korten tijd niet opgemerkt, het bleek mij, dat ik dit noodige meubel op mijn slaapkamer miste. 't Viel me tegen en en ik had al vast geen spijt, dat ik mijn eigen stoeltje uit ma's salon met had meegenomen. Toen de tien minuten verstreken waren, daalde ik de mooie marmeren trappen af, om mijn opwachting bij mevrouw te maken.
‘Dag, mevrouw!’
‘Zoo, juffrouw, bent u daar, ik wachtte u al. Ga even zitten, dan kan ik u eens vertellen, wat uw werkkring is, en u kunt hier deze lijst eens inzien, daaraan moet u zich stipt houden en vooral niet later met alles klaar zijn. Enkele bijzonderheden staan niet op de lijst vermeld; zoo b.v. moet u bij het eerste en tweede ontbijt mijnheer zijn boterhammen beleggen, voorkomende boodschappen doen en voor het souper zorgen, als ik dat wensch. Dat moet u echter vragen aan mij, daar wij niet geregeld elken avond soupeeren. Ü staat om halfzeven op. U bent om zeven uur gekleed en gaat Nini wekken. U geeft haàr onmiddellijk uit bed een koud bad. U wrijft haar zeer hard zeven maal. U moet dat nauwkeurig doen. Nini en u zijn te acht uur in de huiskamer om te ontbijten. U moogt Ninitje niet meer boterhammen of melk opdringen dan zij belieft. Te halfnegen neemt u het stof af in 't salon, dan brengt u Nini naar school en u bent daarvan binnen het kwartier terug. - Gaat u nu eens 't huis met me zien, dan weet u ineens alles.’
Bij het zien van al dat moois dwarrelde het mij voor de oogen, deels om 't vele prachtige, dat ik te zien kreeg, deels om den onaangenamen, snibbigen toon, dien ik nu bij mevrouw opmerkte.
‘En hier, juffrouw, is de kinderkamer; hier moet u zitten met Nini, als u beneden niet noodig bent. Kijk, dit is de verstelkast. De gordijnen aan de ramen mag u 's avonds niet dicht doen. Ziet u de werklijst nu maar in en kom om halfzes aan tafel.’
Nu 't was halfvijf, ik had dus bijna nog een vol uur daarvoor over. Deze kamer was niet ongezellig, maar die werklijst, neen maar! Daar stond bepaald tweemaal te veel op. Alle kwartiertjes, neen minuten, sloten in elkaar. 't Was alsof er een studie van gemaakt was, daaraan had menheer zeker meegeholpen; althans 't was niet de hand van mevrouw. En wat een verstelgoed! Zeker wel van een half jaar. Gelukkig, dat ik nogal bedreven ben in het edele naaivak.
‘Zoo, Nini, je komt me zeker roepen voor het diner. Ik ga met je mee, hoor, kindje.’
‘Hm, kindje,’ zegt Nini bijna onhoorbaar na. ‘Hebt u de bel niet gehoord, juffrouw?’
‘Neen, Nini.’
‘Ma zei ook al, ze is zeker doof, ga haar maar eens roepen.’
‘Zeg, Nini, is de andere juffrouw gisteren pas vertrokken?’
‘Andere juffrouw? U bedoelt de tweede meid? Ja, die ging gisteren weg en nu heeft ma dat kleine meisje genomen. Ma zei tegen pa: ‘Nu wij een juffrouw hebben, moet die ook maar voor binnenmeid spelen, anders heb ik niet genoeg werk voor haar.’
Zoo bracht de kleine me al pratende op de hoogte van een en ander, dat me allesbehalve prettig stemde. Ik werd dus half als meid beschouwd; 't hinderde me erg. Maar toch, een meid eet niet met de familie aan tafel, dat was dus een voorrecht.
Daar zit ik aan de keurig gedekte tafel. ‘Bent u gewoon aan tafel wijn te drinken, juf?’ vraagt menheer. ‘O, neen, menheer.’ - ‘Houdt u er van? U kunt ook met Nini water drinken.’
‘Drinkt u thuis geen wijn aan tafel?’ vraagt mevrouw weer.
‘Neen, mevrouw; maar ik houd er wel van.’
Eerst wordt mevrouws glas gevuld, toen