De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 341]
| |
[Nummer 43]Het ‘Sacro Convento’ en de Basiliek van Sint Franciscus te Assisië.Ga naar voetnoot1)Onder de vele kunstjuweelen van Italië is het ‘Sacro Convento’ of ‘Heilig Klooster’ te Assisië zonder twijfel een der voornaamste. Men noemt het ‘heilig klooster’, omdat het op dezelfde wijze als een kerk door Paus Innocentius IV is geconsacreerd. Het werd gebouwd met de aangrenzende driedubbele basiliek, waarin zich het graf van den H. Vader Franciscus bevindt, ten jare 1228 onder het pausschap van Gregorius IX. De talentvolle architect van dit reuzenwerk was Jacob da Lapo, een Duitscher, de bouwmeester en gunsteling van keizer Frederik. Twee eeuwen later werd op kosten van Sixtus IV, die behoorde tot dé Orde der Minderbroeders-Conventueelen, aan wier zorgen klooster en kerk ten eeuwigen dage zijn toevertrouwd, de rechtervleugel er bijgevoegd, waarin zich de pauselijke en bisschoppelijke vertrekken bevinden. Het geheele klooster bevat ongeveer 500 vertrekken, terwijl in de eetzaal meer dan 1000 personen plaats vinden. Overal, zoowel in de verschillende zalen, als in de onmetelijke gangen, ontwaart men de heerlijke fresco's van de grootste Italiaansche meesters der kunst, zooals Cimabuë en Giotto, terwijl men hier en daar de beeltenis van een heiligen of zaligen kloosterling ontmoet, die het grootste deel zijns levens hier doorbracht, gelijk o.a. van den H. Joseph van Cupertino, wiens kamer nog in denzelfden staat is als toen de heilige er vertoefde.
het ‘sacro convento’ en de basiliek van sint franciscus te assisië.
Droevig is het echter, dat dit majestueuze klooster op zoo'n roofzuchtige wijze aan zijn eigenlijk bestaan werd ontrukt. Immers sinds 1870 zijn de Minderbroeders-Conventueelen, die reeds gedurende bijna zeven eeuwen dit klooster, dat het hoofd- en moederklooster is der gansche Orde, bewoonden, gedwongen geweest meer dan de helft van het reusachtige gebouw af te staan aan den staat, die na dien tijd dit deel gebruikt tot College van studenten, die voor onderwijzers worden opgeleid. De religieuzen zelf moesten zich terugtrekken in het gedeelte, dat weleer voor de gasten bestemd was, en waar zij ook thans nog verblijf houden, overtuigd dat, op voorbede | |
[pagina 342]
| |
huns serafijnschen Vaders, bij Wiens geheiligd lichaam zij zoo getrouw de wacht houden, de tijd niet ver meer verwijderd is, waarop het ‘Sacro Convento’ wederom in den waren zin des woords het ‘Heilig Klooster’ kan genoemd worden. De bovenkerk der driedubbele Basiliek stelt de verheerlijking van den H. Franciscus voor, terwijl de benedenkerk het boetvaardige leven des Heiligen verbeeldt. De decoratie der wanden, zoowel als het verwulf dezer bovenkerk, bestaat uit wereldberoemde fresco's. De voornaamste zijn 28 tafereelen uit het leven van den serafijnschen Vader, alle van de hand van Giotto; de overige stellen verschillende gebeurtenissen uit het Oude en Nieuwe Testament voor. Het hoogaltaar, waarvan de zijden uit mozaïek zijn samengesteld, is een dubbel altaar, zoodat aan beide kanten de H. Mis kan gelezen worden. Aan de zijde echter, die naar het koor is gekeerd, mag alleen Z.H. de Paus de heilige diensten verrichten, omdat daar de pauselijke kapel begint. Het hooge voorrecht van het bezit eener pauselijke kapel erlangde de basiliek van Z.H. Paus Benedictus XIV. Deze is de eenige pauselijke kapel ter wereld, behalve de vier, welke zich te Rome zelf bevinden, nl. de Sint-Pieter, Sint-Jan-van-Lateranen, Sant-Maria-de-Meerdere en de Sint-Paulus-buiten-de-muren. In de tegenwoordige tijdsomstandigheden, waarin Christus' Stedehouder het Vaticaan niet kan verlaten, is den overste van het ‘Sacro Convento’ der Minderbroeders-Conventueelen het voorrecht geschonken om op de hoogste feestdagen des jaars, gelijk op den dag van den H. Franciscus, de Hoogmis in de pauselijke kapel op te dragen. In diezelfde kapel bevindt zich het prachtige koor, waar in het midden de pauselijke troon staat. Hier bidden de kloosterlingen hunne getijden vanaf Pinksteren tot 4 October. Het geheele gestoelte, dat uit 102 zitplaatsen bestaat, is met hout ingelegd, zoo ook de afbeeldingen der heiligen en zaligen van de Franciscus' Orde, die in de rugleuningen zijn aangebracht. Het is vervaardigd in het begin der zestiende eeuw, en voor eenige jaren geheel opnieuw gerestaureerd, daar het grootste gedeelte er van in het klooster was verplaatst in het jaar 1870, toen die heerlijke bovenkerk door den Italiaanschen staat aan de goddelijke diensten werd ontnomen om er een soort museum in te richten, terwijl de midden- en onderkerk mochten geopend blijven. Deze heiligschennis was niet van langen duur. In 1898 is de bovenkerk wederom den religieuzen teruggeschonken, die ze met onbegrijpelijk veel moeite weder in zooverre hersteld hebben, dat de plechtigheden gelijk voorheen kunnen plaats hebben. Een der platen stelt het innerlijke der drie kerken voor. De eerste is de bovenkerk, zooeven beschreven. De tweede is de midden- of benedenkerk, die terzelfder tijd gebouwd is als de bovenkerk, nl. in 1228. Ook deze is met hare verschillende kapellen eene verzamelplaats van kunstwerken der grootste Italiaansche meesters, zoowel op het gebied der schilder- als der beeldhouwkunst. De vermaardste onder de schilderingen zijn wel de vier fresco's boven het hoogaltaar, waarin de drie beloften der Franciscaansche Orde door de verhevenste zinnebeelden worden weergegeven. Wat vooral deze tweede kerk kenmerkt, zijn de talrijke grafmonumenten, die men op elke plaats ontmoet, en die tegelijkertijd getuigenis geven, dat de arme van Assisië ook bij de rijken en grooten der wereld geëerd en gekend was, zoo zelfs dat zij in zijne nabijheid hunne laatste rustplaats zochten. Zoo vindt men er o.a. de grootsche tomben der koningin van Cyprus uit het einde der dertiende eeuw, der graven van Spoleto, en van verscheidene adellijke personen; verder de graven van ontelbare kardinalen, bisschoppen en generaals der Orde. Eveneens is hier de pauselijke kapel, met dit verschil echter, dat zij zich hier bevindt aan die zijde van het hoogaltaar, die naar den ingang der kerk is gekeerd. In deze kerk worden des winters de plechtigheden verricht, namelijk van 4 October tot het feest van O.L.H. Hemelvaart. De derde kerk is de onderkerk of crypte, waar in het midden zich het graf des H. Franciscus' van Assisië bevindt. Deze kerk is geheel en al in de rotsen uitgehouwen in het jaar 1820 op bevel van Pius VII. Later werden de muren op kosten van Paus Pius IX, die als een groot weldoener der basiliek van Assisië bekend stond, met wit marmer bekleed. Uit dankbaarheid jegens deze twee Pausen hebben de Minderbroeders-Conventueelen aan den ingang der crypte twee marmeren standbeelden doen oprichten, die deze Pausen, bekleed met de hooge priesterlijke gewaden, in levensgrootte voorstellen.
P. Cajetanus v. Poppel, Minderbr. Conv. |
|