Haroen al Raschid's gezantschap voor Karel den Groote.
Er zijn weinig groote historische namen, waaraan de verbeelding en romantische verdichting van latere tijden zoo'n stralenden luister heeft verleend als de namen van Karel den Groote en zijn tijdgenoot Haroen al Raschid, kalief van Bagdad.
Evenals Karel de Groote, de majestueuze beheerscher van het Westen bij 't nageslacht gevierd werd als het ideaal van ridderlijkheid en vorstenfierheid, en gelijk om hem en zijn Paladijnen zich al spoedig een gansche sagen-kring vormde, - zoo verhaalden in het Morgenland de latere geslachten met grenzenlooze bewondering van de pracht en heerlijkheid der kaliefstad Bagdad, van den rijkdom, luister en weelde aan het hof en van de wijsheid en rechtschapenheid van Haroen den Rechtvaardige. Laat het nu waar zijn, dat de vierschaar der geschiedenis voor een goed deel die opgesmukte overdrijvingen en loftuitingen van dichters en sprookvertellers onverbiddelijk naar het gebied der fabelen verwijst, dit staat vast, dat Karel de Groote en Haroen al Raschid de machtigste en roemruchtigste heerschers van hun tijd waren, deze in het Oosten, gene in het Westen.
Ook houden alle geschiedschrijvers het boven twijfel verheven, dat beiden van elkaar afwisten en in goede verstandhouding met elkander stonden. Oude kronyken verhalen, dat zij over en weer gezantschappen en geschenken zonden. Karel de Groote vaardigde namelijk in het jaar 797 een gezantschap van drie vorstelijke personen af met groote geschenken voor Haroen al Raschid met de bede, dat de pelgrimstochten der Christenen naar het Heilige Land geen stoornis zouden ondervinden. Twee dezer gezondenen stierven onderweg, de derde bereikte het doel van zijn tocht en werd door den kalief zeer hoffelijk ontvangen. Haroen al Raschid willigde niet alleen de bede zonder eenig voorbehoud in, hij wilde ook een bewijs leveren van zijn hoogachting en vriendelijke gezindheid en gaf den gezant op de terugreis een Turksch gezantschap tot geleide met keur van geschenken voor den keizer: apen, balsemolie, specerijen, velerlei zalven, verven, reukwerken en kruiderijen, veelkleurige zijden gewaden en prachtige tapijten van zeldzame grootte en kostbaarheid. Ook was er een wonderlijk kunstig samengesteld metalen uurwerk bij.
Deze urenmeter bestond uit een wateruurwerk, dat een wijzer, twaalf koperen kogeltjes bevattend, langs de cijfers der ronde plaat bewoog, zóó, dat naar gelang het één, twee of drie, enz. uur was, een, twee of drie enz. kogeltjes met een helderen klank op een marmeren bekken rinkelden, aldus den dienst doend van een slaguurwerk. Ook waren er onder de geschenken, naar Aken vervoerd, twee koperen kandelaars, uitmuntend door zeldzame grootte en zeer kunstig drijfwerk.
In 801 bereikten de gezanten het doel van hun tocht. Treffend schoon stelt onze plaat op blz. 336 het oogenblik der ontvangst door keizer Karel voor. In de rijke troonzaal van het keizerlijk paleis zit Karel, aan zijn linker zijn lievelingsdochter Gisel, terwijl ter rechterzijde zijn dochter Rothrude zich over zijn schouders neigt. 's Jaars te voren was zijn vierde gemalin Luitgardis gestorven. Daarnaast staat zijn oudste zoon Karel, reeds in 811 overleden, verder groepeeren zich rondom den troonzetel de Rijksgrooten. Op de treden van het hooge gestoelte zien wij de Muzelmannen de kostbare gaven des kaliefs uitstallen voor de blikken des keizers, die met echt majestueuze houding en kalm-fier gelaat al de weelde dankbaar aanvaardt.
Natuurlijk waren de tijden nog niet rijp voor een nauwere verbinding van Morgenen Avondland, en had dit gezantschap geen staatkundige beteekenis.
Jammer dat Haroen al Raschid, de man, die zich den afgod van zijn volk had weten te maken en daardoor den fabelachtigen held van menig verhaal uit de ‘Duizend en een nacht’, twee jaren later, in 803, zulk een smet op eigen glorie wierp, door zijn hartstochtelijk wantrouwen en wreedaardig vermoorden van zijn vroegere vrienden, de Barmeciden, het aanzienlijke Perzische geslacht, waaruit Haroen's vizieren stamden. Later trok hij zelf te velde tegen oproerlingen in Khorassan, maar hij bezweek tengevolge eener beroerte in de stad Tus in het jaar 809.