den heeft zijn naam te noemen en wiens naam noch hooge qualiteit ik hier noemen zal, doch wien te danken ik u allen verzoek met een zijner waardige ovatie...’ De laatste zin was begonnen, toen een spontaan gejubel door de zaal klonk en aller oogen zich vestigden op den jeugdigen priestercomponist, wiens naam te zeggen hier noch verboden is, noch onbescheidenheid heeten kan, op den eerw. heer J.A.S. van Schaik, secretaris van het Aartsbisdom. Wat deze priester deed voor de goede zaak der kerkmuziek, weten in vollen omvang slechts weinigen; God spare hem voor de glorie van den Nederlandschen kerkzang!
't Gejubel kwam langzaam tot stilte; dan sprak Pastoor Schmeitz ten slotte een opwekking tot alle Gregorianen om moedig en standvastig te volharden, propaganda te maken voor de goede beginselen; tot de priesters om te zorgen voor waardige muziek in hun kerken; wat wordt er niet een geld besteed aan schoone polychromeering, waarom niet wat moeite gedaan voor een behoorlijk koor? De kerkmuziek der toekomst zij heilig, kunstschoon, algemeen; laten wij den gouden tijd van Ockeghem en Lassus gedachtig, naar het woord onzer geliefde Koningin-Moeder, waarlijke grootheid toonen in de dingen, waarin ook een klein volk groot kan zijn. Laten wij niet werkeloos blijven nederzitten, zelfgenoegzaam en trotsch op behaalden triomf, maar strijden blijven, want strijd is leven; strijden met het woord van den strijder, den zanger, die zich 't Credo-Pugno tot strijdleus koos:
Wie slaaf is blijv' slafelijk slapen,
De vrijen van Christus gaan uit!’
Is het wonder dat Pastoor Schmeitz met zijn geestige, gloedvolle woorden aller harten in vuur en vlam zette voor de goede zaak?
***
's Avonds kwamen we weer in de kathedraal bijeen voor uitvoering en Lof; daar werden door een klein koor onder leiding van den eerw. heer Van Schaik strofen uit de Veni Creator voorgedragen en uit de votiefmis van den H. Geest de wisselende gezangen, alles met een klaarheid van klank en perfectie van voordracht als we slechts zelden hooren mochten; daar werden door 't kathedrale koor, onder P.J. Jos. Vranken's leiding motetten van oude meesters uitgevoerd: het Alma Redemptoris van Anerio, het Ave Regina en Salve Regina van Lassus, het Regina coeli en Ave Regina van Palestrina, - 't laatste acht-stemmig - zóó subliem, dat het de bewondering van vele, ook niet-katholieke, muziekkenners hoog gespannen hield.
En daarna kregen we werken van levende meesters, allen Nederlanders, als: Sacerdotes Domini van Antoon Ponten, Kyrië uit Missa in hon. S. Silvestri van J.S. Ponten, O quam suavis est van Pater Van den Elsen, (Ord. Praem.), Joseph fili David van Franssen, Homo quidam van Pater Haagh, (C. SS. R.), Qui manducat van Bots, terwijl onder het Lof Mgr. Lans' O Salutaris Hostia, Prof. Van Besouwen's Magnificat, Van Schaik's Te Deum en Past. Jansen's Tantum Ergo en ten slotte een Gregoriaansch Laudate Dominum werden ten gehoore gebracht.
Was 's morgens Vranken met zijn, door den bekwamen organist der kathedraal W.P.G. Oosterbaan, smaakvol begeleide, Mis, 's avonds was Van Schaik de held; niet alleen door het meer omvangrijke zijner compositie, maar bovenal door kracht van machtige inspiratie, van echt kunstenaarstemperament, dat de aanwezigen onweerstaanbaar boeide.
't Is met geen woorden weer te geven hoe overweldigend grootsch de heerlijke hymne klonk onder de gewelven; hoe geestdriftig de jubel schalde van dit Hooglied der triomfeerende ziel. En wat was de uitvoering schoon! Heel den dag hadden die oudere en jonge zangers gezongen, en hun krachten niet gespaard voor dit imposante slot, en toch - hoe voelden wij den gloed der bezieling in hun zingen, de liefde voor dit werk van den geëerbiedigden priester, den ijver om zoo volmaakt mogelijk zijn intenties te vertolken! Hulde aan het koor, dat zóó zijn componist waardig bleek.... den toondichter zelven te huldigen voegt niet onze leekenbewondering.
We herinneren ons dat Sanctus voor drie solostemmen - sopraan, alt, tenor - glasteer als van Serafijnen; dat Te ergo quaesumus als van in deemoed neergezegen hemelingen.... waar zulke componisten opstaan is de toekomst onzer kerkmuziek in veilige handen.
Maar Van Schaik heeft medestanders, die, ieder naar den aard en de mate zijner gaven, medewerken om het repertoire van Nederlandsche kerk-toonwerken te verrijken, en zij allen geven recht op goede verwachtingen.
Met een Gregoriaansch ‘Laudate Dominum’ werd de feestdag passend besloten, maar tot het uur van scheiden sloeg waren de feestende Gregorianen bijeen in prettig en ongedwongen samenzijn, geestelijken en leeken, onder muziek en zang en vroolijken kout. En menige hulde werd ingezet en hartelijk toegejuicht, menige goede wensch gesproken voor de toekomst der Nederlandsche St.-Gregorius- Vereeniging, opdat zij onder Gods zegen groeien en bloeien moge naar de glorie van de gouden jubelkroon.
Maria Viola.