[Nummer 39]
Z.D.H. Mgr. Augustinus Josephus Callier, Bisschop van Haarlem.
Haarlem's diocees heeft een nieuwen bisschop, Z.D.H. Mgr. Bottemanne z.g. is opgevolgd door zijn vicaris-generaal Mgr. Callier.
Den nieuwen Kerkvorst onze vrome hulde en bij het heuglijke feest zijner benoeming de blijde instemming van ons hart met den heerlijken lof- en zegengroet der Kerk: ‘Ecce sacerdos magnus!’ ‘Zie den hoogen priester, die in zijne dagen behagelijk was aan God!’
Z.D.H. werd den 29sten Mei 1849 geboren te Vlissingen.
Den 15den Augustus 1872 ontving Monseigneur de H. Priesterwijding.
z.d.h. mgr. augustinus josephus callier, bisschop van haarlem.
In 1873 tot kapelaan benoemd van de parochie der H. Maria Onbevlekte Ontvangenis te Amsterdam, zag Z.D.H. zich den 13den October 1875 geroepen tot het leeraarschap aan het kleinseminarie Hageveld. Mgr. bekleedde dat ambt tot den 18den Maart 1892, den datum zijner benoeming tot vicaris-generaal van het bisdom.
Van het vicaris-generaalschap, bijna elf en half jaar door Mgr. bekleed, tot den bisschoppelijken zetel is, betrekkelijk gesproken, de stap niet zóó groot als die der promotie in 1892, waardoor Z.D.H. op eens van Hageveldsch leeraar kanunnik en vicaris-generaal werd. Dit is duidelijk, als men bedenkt, dat het professoraat aan een klein-seminarie doorgaans eindigt met een benoeming tot pastoor of rector.
Inderdaad wekte het feit der ongemeene onderscheiding, welke den Hageveldschen leeraar in 1892 van Z.D.H. Mgr. Bottemanne te beurt viel, alom in het diocees eerbiedige verbazing en blijde verrassing.
Verrassend vooral voor mede-professoren en studenten klonk op een goeden morgen de mare van 't bisschoppelijk bezoek, dat Hageveld in de wolken bracht om de hooge eer, ‘mijnheer’ Callier plotseling ten deel gevallen, èn in zak en asch om het dadelijk verlies van den door allen beminden, neen aanbeden professor.
Mijnheer Callier, - de professor der Rhetorica, die zoo aangenaam en boeiend lesgaf, die, hoe streng en stipt voor zijn leerlingen, zelden strafte: er was ontzag voor zijn helder, doordringend oog, een berisping van hem, gegeven met het vriendelijkst gelaat ter wereld, woog in de waardeering der gezondigd hebbende jonkheid minstens twaalf maal zoo zwaar als ‘gewone’ standjes - mèt veel pensa desnoods.
Mijnheer Callier, de onvergelijkelijke in fijne en keurige manieren, met zijn deftig optreden sierlijk gebaar, veerkrachtigen gang en sympathieken stemklank, dien men zoo gaarne een ‘Lauda Sion’ cantoreeren of de Passie hoorde meezingen, voor wien men onder de vacantie graag een lange voetreis maakte om hem in een naburige kerk bij te wonen als kanselredenaar, iets wat op het seminarie zelf niet ging, wijl Mgr. er jaren lang niet in de kapel der studenten preekte, belast als hij zich had met de geestelijke zorg over de familia, het dienstpersoneel.
Mijnheer Callier, de man eindelijk van het Treurspel op Vastenavond, die zooveel werk maakte van Vondel, die door de opvoering van ‘Joseph in Dothan’, ‘Peter en Pauwels’, ‘Noach’, ‘Lucifer’ zelfs, er eerstens in slaagde te bereiken wat met jongelui bij jongelui te bereiken viel, maar die bovendien met vreugde overwogen zal hebben, hoe die treurspelen van Vondel hun weldadigen invloed niet konden missen op het groot aantal priester-gasten, die naar de uitvoering kwamen van heinde en verre. - Mijnheer Callier, Hageveld's trots in één woord - waarlijk, men voelde het verlies diep. Maar de blijde verrassing won het ten laatste, en toen ZHE. afscheid nam van de studenten met een vers uit het pas-opgevoerde ‘Noach’: ‘Wat anders is 't van ver, wat anders in het scheiden,’ kreeg hij de, op dat oogenblik stilzwijgende, maar later vaak uitgesproken profetie van de jeugd mee: ‘Nu vicaris, later bisschop!’
Die profetie is vervuld, en Neerlandia catholica heeft juichensstof om een zoo buitengewoon begaafden en zoo minzamen Kerkvorst, ja, heel het vaderland zal straks de persoonlijkheid van Z.D.H. Mgr. Callier niet minder hoog waardeeren dan die van zijn voorganger gezegender gedachtenis.
In 't gewichtige ambt van vicaris-generaal wist Mgr. steeds met beleid het fortiter in re met het suaviter in modo te vereenigen. Man van smaak en kunstzin moet Z.D.H. zich op schitterende wijze getoond hebben door zijn voorlichting en schrandere wenken bij het ontwerp van de nieuwe kathedraal.
Bij al de gezette inspanning en taaien arbeid, die de kerkelijke administratie over een zóó parochiën-rijk bisdom van hem eischte, wist Mgr. nog tijd te vinden voor een andere, niet letterkundige, lievelingsstudie: de physica in verband met haar practische uitkomsten, als tramsystemen, draadlooze telegraphie, enz.enz. Waarlijk, zoo universeele mannen zijn zeldzaam, en Haarlem's bisdom mag juichen om de gelukkigst denkbare beslissing van Rome.
‘Ecce sacerdos magnus!’ - waar de Kerk zelve hare Prinsen zóó laat prijzen, daar mochten wij met bovenstaande herinneringen voor onze lezers het ‘placuit Deo’ wel aanvullen met een eerbiedigwaardeerend ‘et hominibus’ d.i. behagelijk ook aan de menschen.