Bij de Platen.
Een gevaarlijke ontsnapte. -
‘Domme eend!’ Mietje heeft dat compliment over haar kookkunst al zoo vaak gehoord - en ze zal het nòg wel 'ns hooren! - dat ze werkelijk is gaan gelooven, dat... een eend heel dom moet wezen. Maar toch niet zóó dom, Mietje, of een eend voelt het verschil nog wel, of een potige zoon van Nimrod haar in zijn grijpers heeft of dat Mietje, bang om zeer te doen, haar losjes even vasthoudt om haar ‘beeldig’ goudgroen kopje te streelen.
‘Hemeltje-lief, mijn kristal!’ klinkt Mietje's half-gesmoorde kreet.
‘Ze zal d'r niet uit drinken, mensch!’ troost laconisch de jager, die Mietje blijkbaar veel grappiger vindt dan haar kwakend fladderenden keukenbout.
Allergeestigst heeft de teekenaar het keukenincident in beeld gebracht, hij laat ons zelf het tweede tooneel denken, een zeer treurig: Mietje, schreiend bij de scherven van een kostbare bokaal en den woorden-stortvloed wachtend, waarvan de eerste klanken al komen aankeffen in de gang. Het derde tooneel is ook licht te raden, 't is een komisch: de jagerskwant bij zijn kornuiten: ‘Nee maar, nu zal ik jelui een mop vertellen, 'n echte, hoor, en geen jagerslatijn, zooals onze burgemeester dat noemt!’