De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Keizer Rudolf's schepter. Bij de gravure op blz. 304. ‘Naamkeizers zijn wij moede, Zij brachten naamloos wee; Rudolf, een Karel waardig, Herstell' der Staten vreê! Hij mocht wel Karel heeten, Deez' keizer hoog en stout; Door 't schitt'ren zijner daden Glanst blijer 't krone-goud!’ Zoo juicht in Aken's veste Germanje's keizersvreugd En alle Rijnsche klokken Verkonden Habsburg's deugd. Daar zwegen Aken's torens, 't Wordt doodstil in den Dom, Of Karel uit zijn tombe Daar zelf ten outer klom. Hoe rijst er Rudolf statig In 't rijkste Rijksgewaad, Wat gloed in 't diep der oogen, Wat glans op 't eêl gelaat! Een huiv'ring van bewonderen Gaat door der vorsten rij: Wat krijgsheld droeg ooit krone Met majesteit als hij! Bied, keizer, hun uw schepter, Zij wachten, blij-gereed Met hand en hart te zweren Hun heil'gen leenmanseed! De keizer om zijn rijksstaf Strekt vragende de hand... Geen kan den schepter reiken, Men staart naa[r] al[l]en kant... Maar Rudolf grijpt ter stonde Voor schepter 't altaarkruis, - Hoe fonk'len fier zijn oogen Bij 't momp'lend lofgeruisch! ‘Zweert bij dit heilig teeken - Spreekt hij - ik doe het eerst, Dat gij voor de eer der Kerke En 't recht der zwakken heërscht!’ Een jubel van bewonderen Vaart door der vorsten rij: Wat keizer droeg ooit schepter Zoo heerelijk als hij! R.S. Vorige Volgende