De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNaar den schilder.‘'t Mag wel, vrouw!’ zei Mr. Nicolaes van der Meer - die Raad in de vroedschap, schepen en viermaal burgemeester geweest was en in zijn wapen drie nieren van groen voerde op zilver - ‘ik ken er wel, die het nog niet tot schepen van Haarlem gebracht hebben en naar meester Hals loopen alsof ze burgemeester van de stad zijn geweest.’ ‘Dat moet ieder zelf weten!’ antwoordde Cornelia Vooght Claesdr, die den hoogen stand harer familie, behalve door haar huwelijk, nog bewijzen kon door vier kwartieren in het ovale wapen (schildvorm voor geestelijken en vrouwen); ‘maar niemand zal 't van óns ijdelheid vinden; verleden week vroeg Willem me nog wanneer wij 't nu lieten doen.’ ‘'t Zal er dan eindelijk van komen!’ riep lachende Cornelia, hun eenige dochter en gehuwd met Albrecht Nierop, Raad in den Hove van Holland. - ‘'t Wordt dan ook meer dan tijd, vader is al zes en vijftig, Brecht zei laatst nog, dat u nog dood zoudt gaan, zonder dat wij uw portret zouden hebben.’ ‘Doodgaan? - ik?’ - en meester Nicolaes zette de borstkas uit tot de volle breedte van den goedgevormden buik en den bloedgezonden kop met rossige snor en sik achterover in den kraag duwend, ‘maak je niet ongerust, kind, je vader is sterk en jong genoeg om nog jaren burgemeester van....’ ‘Laat dat aan den Heer over, man,’ - zei de moeder, wier eenvoudig gelaat meer peinzen over de rustige dingen van Boven dan over aardsche aangelegenheden verried. ‘En als ze af zijn, krijg ik ze zeker in mijn voorsalet, aan weerskanten van den spiegel?’ ‘En burgemeesterskamer dan?’ vroeg Mr. Nicolaes; maar een getrouwde dochter kan beter met statievolle familie-conterfeitsels pronken in haar salon dan in een stadhuiszaal, waar hare vriendinnen niet komen. ‘Dan moet u,’ viel Cornelia in, met vrouwelijke behendigheid de eindbeslissing opschortend, ‘een opstaanden kraag nemen, moe.’ ‘Gekheid, kind,’ zei de oud-burgemees-tersvrouw lachend, ‘die past immers niet bij mijn mutsje.’ ‘Maar dat moet u natuurlijk ook afzetten; wie draagt nu nog zoo'n mutsje? 't Is tegenwoordig allemaal hoog gekapt haar met den Elisabeths-kraag.’ ‘Hoor je dat, man, ze bedoelt de vleermuizen van de koningin van Engeland.’ ‘Dat doet je moeder toch niet, kind....’ ‘En u draagt de Elisabeths-kant wel op de omslagen van uw mouwen.’ ‘Dat vind ik ook al pronkerig genoeg,’ gaf moeder te kennen. ‘Weet je wel, kind, dat de kraag van je moeder meer dan dertig el Kamerijksch is?’ ‘O, ik zeg niet, dat ze niet duur genoeg zou zijn, ik bedoel alleen, dat de liggende kraag heelemaal uit de mode is.’ ‘Mode of geen mode,’ vond moeder, ‘als ik me laat schilderen, moet ik er op staan zooals ik altijd ben.’ ‘Maar toch niet,’ merkte de dochter op, ‘in dat vervelende zwart?’ ‘Ook al weer niet goed? Je wou me zeker vastborduren in ‘een borst van goud laecken? of wou-je je oude moeder een kou laten vatten’ - en de oude dame wees ondeugend naar de plek van het lichaam, welke de dames bij feesten ontbloot dragen. - 't Werd even stil; daarover waren al zooveel woorden gevallen, dat Mr. Nicolaes, om een pijnlijke discussie te voorkomen, met de afdoendheid van een gewezen voorzitter zeide: ‘Van onzen stand en leeftijd dragen ze allemaal gebloemd satijn, kind, dat weet je wel en zwart bij voorkeur.’
‘Moet mevrouw niet een waaiertje, meester?’ vroeg Adriaen Brouwer aan Hals, toen de burgemeester en zijn vrouw op 't atelier van den beroemden Haarlemmer gezeten waren. ‘Waar is 't?’ was de wedervraag van den schilder. Van een hooge kast wipte Adriaen een verlepten vederwaaier en, dezen langs zijn mouw afvegend, zeide hij, met een sierlijke buiging naar de rijke Haarlemsche: ‘Als u dit in de hand houdt - er is een spiegeltje ook in!’ dit laatste met een glimlach en een schalksch oogje van den oolijken leerling. ‘Dank je vriendelijk,’ zei de kalme dame. ‘Maar u moet toch iets in de hand hebben,’ hernam Brouwer, als handhaver der atelier-gewoonten. | |
[pagina 299]
| |
‘Meester Hals kan 't wel zonder die dingen,’ zei de andere, zonder dat het effen gelaat den behaagzieken trek had van complimenteus-willen-zijn.
En dat Mr. Hals het ook wel kan zonder waaiers, papegaaien of valken, bewijzen de twee. portretten van Mr. Nicolaes en zijn vrouw, die zich op het stedelijk museum van Haarlem bevinden; mannen van gezag noemen deze twee de mooisten van Hals' portretten-collectie. Nu moge in deze wijze van personen-schildering, in dit apartweergeven van gehuwden, minder dadelijkpoëtische werking liggen dan b.v. in het aantrekkelijk en levensvol dubbelbeeld van Frans Hals en zijn vrouw op het Rijksmuseum te Amsterdam, of in de historischbelangrijker voorstelling van den officierenmaaltijd der Cloveniersdoelen-broeders, bij gelegenheid van den uittocht der Haarlemsche burgerij naar Bergen en Hasselt, den 16den October 1622, onder den kolonel, burgemeester Willem VooghtGa naar voetnoot1) - den bovengenoemden broeder van vrouwe Van der Meer, - toch spreekt ook uit de reeks van afzonderlijke portretten krachtiger en echter het kunstzinnig zeventiend'eeuwsche leven dan uit onze armzalige photographieën, die onze nakomelingen als levensbeeld dezer tijden bezitten zullen, en wier onderling verschil veelal niet dieper gaat dan dat van album-, kabinet- en salongrootte.
P. Raëskin. |
|