Jan van Goyen.
III.
(Slot.)
Onze plaat op blz. 232 stelt voor een Riviergezicht (catal. R.M. 405), 't welk in het onderwerp veel overeenkomst vertoont met het Maasgezicht uit het Mauritshuis. 't Is alweder een aan breed rivierwater gelegen dorp, welks niet te hooge, eenvoudige kerktoren fraai uitstaat boven de rondom groepende huizen. Eenige deels aan wal, deels in booten bezige menschfiguren op den voorgrond, meer links-af een herberg, een aanlegveer, een boerenkar en een man te paard, in 't verschiet een stad, - gelijk op vele zijner watergezichten.
Van levendiger aansprekend effect lijkt ons het Maastafereel op blz. 233, welks origineel zich eveneens in het Rijksmuseum bevindt, aangeduid als No. 406 van den catalogus en genaamd Gezicht op de rivier voor Dordrecht.
Het is een van de schoonste Van-Goyens, welke onze Musea bezitten. Krachtig en toch fijn van opvatting, trekt het levensvolle werk de blikken van den museumbezoeker, die, hoe dikwijls hij er ook vóór moge komen, telkens zich weer verlustigt in den ruimen, prachtig-bewogen wolkenhemel, waar hier en daar blauwe lichtplekken doorheen breken, hoog en majestueus boven het bewegelijke stadsfragment: een wonder van fijne uitvoerigheid met zijn huizen en molens, laag geboomte en statig massalen torenbouw. Luchtig en rank staat alles opgericht tegen de ijl-grijze veste: de eenige molentjes, de rijzige zeilen der vele scheepjes, met de lustig flapperende vlagjes in top geheschen, en te midden daarvan al-beheerschend, rustig-breed: de kerk, maar o, zoo geacheveerd weergegeven in de even aangeduide bijzonderheden harer edele structuur.
Denk u dit stadsgezicht in koel-grijzigen toon van allerverst gedreven gevoeligheid en ge vergeet, dat ge voor het werk van een zóó lang geleden levende staat; ge ziet het als een in strak zelfbeheer bestreefde, bedachtzame verstilling van het modernheftige gevoel, dat Jaap Maris' gelijkaardige scheppingen doorschokt.
Prachtig is de kalme watervlakte, waarover hel-gouden licht-flitsen schampen, terwijl talrijk bemande visschersscheepjes zachtkens voortglijden, geteekend met een prettig aandoende oplettendheid van het verlevendigd détail - als: vischnetten, die worden uitgeworpen, een schepnet, dat rechtop in de boot is neergezet, een achteraan varend roeibootje, kleine figuurtjes, aan boord bezig - die het tafereel een treffende natuurwaarheid verleent.
Uit dit sober-kleurige stuk leeren we Van Goyen's begaafdheid voluit kennen; het ademt een vreugdige levensliefde, een ingetogen verrukking, een heldere weidschheid en is van een wankellooze gevoelskracht, die den Hollandschen schilder der zeventiende eeuw kenmerkt.
Jan van Goyen is in 1656 te 's-Gravenhage overleden; zijn beide dochters waren reeds gehuwd, beiden met schilders, van wie de eene, Jan Steen, eenigen tijd zijn leerling was. Zijn weduwe bleef in kommervolle omstandigheden achter. In de laatste jaren had Van Goyen kunsthandel gedreven; vier jaren vóór zijn dood had hij te zijnen huize een schilderijenverkooping gehouden, die ƒ 2812. - opbracht; niettemin volgde insolvent-verklaring. De verkoop, eenige weken na de begrafenis gehouden, bracht ƒ 2415. - op, zoowel aan schilderijen van den meester zelf als aan die van kunstbroeders.
Zijn naam raakte in vergetelheid; eerst in onze dagen is den meester de eereplaats gewezen, welke hem van rechtswege toekomt.
Maria Viola.