De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdJan van Goyen.II.Wij zagen in ons vorig nummer, dat de kunst van Jan van Goyen een door-en-door Hollandsche is, en dit zoowel in de keuze zijner stof: het van alle vreemde bijvoegingen vrije, Hollandsche landschap, als in de wijze, waarop hij deze stof verwerkte, waarop hij ze zag en weergaf in de fijnheid van schemerende, opaalgrijze en parelmoeren tinten, de teerheid van half weggewischte, meer te vermoeden, maar toch fijn en gevoelig verantwoorde ommelijnen. Vóór hem heeft niemand de onstoffelijke zijde, de ziel van het landschap, zoo argeloos-eenvoudig betracht, zoo eerbiedig benaderd, zoo diep begrepen, met zoo edele toewijding en schoone ingetogenheid vertolkt; kort na hem deed het Aart van der Neer, later Rembrandt, tòch heel anders weer, omdat hij Rembrandt was. Eeuwen daarna deden het de modernen, onze tijdgenooten, meest in hun waterverfschilderingen, doch óók op hun doeken. Doch dit onderscheidt Van Goyen van de school der landschapschilders, aan wier begin hij staat: dat hem was gegeven het meest simpel, de allerteerste en vluchtigste wisselingen in de verschijning van Hollands landschap aanvoelend, vermogen; dat zijn samenleven met da natuur getuigde van een argeloos-directe intimiteit, waarin zóó zacht geen lach of zóó licht geen rimpeling haar wezen beroeren kon, of zijn aandacht-stille blikken hadden het gespeurd en zijn ontvankelijke ziel had er haar vreugde aan gehad. Zóó innig als Van Goyen hebben de zeventiend'eeuwsche landschapschilders zelden hun ziel gezegd in hun kunst, de zaligheid van het kunstenaar-zijn uitgedroomd in het werk hunner handen. Dichter dan één hunner - zijn tijdgenoot Aart van der Neer misschien uitgezonderd - raakt hij de helderheid der zielemelodieën, welke modernen als Mauve, Gebriël e.a. uit hun natuurtafereelen zingen deden; als in de landschappen van Gabriël, dien echt-Hollandschen onder onze tijdgenooten, ligt er een glans van kalmbespiegelende vreugde over zijn breede wateren en verre velden; zijn molens en kerktorens reizen even rank en vredig tegen den blonden Hollandschen horizon, zijn wolkige luchten welven hoog en wijd over het lage land, dat hij kent en liefheeft en nimmer moede wordt te bewonderen. Evenals onze Gabriël en zijn gezellen trok Van Goyen het land door, werkend als hij wilde en rustend waar 't hem lustte in dorp of gehucht, in het samenzijn met het vrije, blije buiten een verrukking vindend, waarin al de wederwaardigheden des dagelijkschen levens hem werden als windezuchten, die wel het gemoeds-oppervlak even kunnen rimpelen doen, doch de reine rust van diep-bezonken zielevrede niet te beroeren vermogen. We geven op blz. 224 uit de ons ten dienste staande reproducties naar Gabriël's werken ter illustratie van het voorgaande een landschap, welks droomerige ingetogenheid en breede kalmte ons nauwer aan Van Goyen verwant lijkt dan aan den moderner denkvoelenden Mauve, (blz 224), in wiens kunst de rankere, meer op gevoels-concentratie toegespitste aandoening van den hoog-bewusten werker voelbaar is.
Terugkeerende tot de beschouwing van zijn hier afgebeelde stukken vinden we op blz. 225 een van 1641 dateerend Gezicht op Nijmegen (No. 407 catal. R.M.) Trotsch en breed strekken zich de geweldige, eeuwenoude gebouwen van het Valkenhof uit langs de zacht-glooiende hoogten, waar de stad tegenaan ligt; ter linkerzij verliest de heuvelige lijn zich in den gezichtseinder, waartegen het zeil van een op de klare Waal wiegelend scheepje even opdoemt, terwijl meer naar voren verschillende vaartuigen met hun geestig geteekende tuigage een fijn lijnen-rag spannen tegen het teer-tonig verschiet van lucht en water. Een overvol vaartuig voert een blijkbaar druk pratend gezelschap stadwaarts, onder de muren merken we nog verscheidene scheepjes. Van Goyen was, toen hij dit werk schilderde, 45 jaar oud en in de volle kracht zijner begaafdheid; tòch mocht hij blijde zijn, als men hem voor zijn schoone, maar om hun gedempt kleuren-samenstel en eenvoudige onderwerpen weinig geliefde, landschappen een twintigtal guldens betaalde. Zijn finantieele omstandigheden waren op dit tijdstip dan ook verre van schitterend en de gewaagde huizenspeculaties, waarin hij zich stak, niet meer dan wanhoopspogingen om zijn gezin op behoorlijke wijze te onderhouden. Voor enkele jaren hadden zijn confraters hem tot hoofdman van het gilde verkozen, in hun gezelschap is hij steeds een geëerde gast en zijn geestesveerkracht lijdt niet onder de lasten van een door de menigte onbegrepen kunstenaarsleven. Hij maakt een groot aantal fraaie werken, van welke er tot heden verscheidene bewaard worden in de voornaamste musea van Europa en niet weinige de kabinetten van kunstverzamelaars sieren.Ga naar voetnoot1) In ons volgend nummer geven wij er noveen tweetal uit het Rijksmuseum.
(Wordt vervolgd.) Maria Viola. |
|