heid als tot het verschaffen van vermaak en genot zijn er tal van gelegenheden.
Voor de eerste vindt men: vele hospitalen, ‘Finsens medicinske Lysinstitut’, een doofstommen- en blindeninstituut, een idioten-gesticht én verschillende gestichten voor lijdenden en ongelukkigen, armen en ouden van dagen; - voor de laatsten: schouwburgen, volkstheaters, een concertpaleis, circus, den vermaarden tuin Tivoli, een zoölogischen tuin, panopticum, speeltuinen, jachtclubs, onderscheidene gelegenheden voor sport en allerlei uitspanning.
Tot uitoefening der justitie zijn er gerechtshoven, tucht- en verbetcringshuizen en gevangenis; - voor krijgszaken: kazernes, arsenaal, geweerfabriek, citadel en bastion.
Ruime, frissche woningen; een voortreffelijke waterleiding, die uitstekend drinkwater oplevert; pneumatische afvoerbuizen voor faecaliën; openbare bad- en zwemplaatsen bevorderen de volksgezondheid.
Als moderne wereldstad heeft zij: asphaltbestrating; electrische verlichting van pleinen, hoofdwegen en straten, openbare gebouwen en winkels; brandweer, abatoir en crematorium; kiosken, inodores en kabinets voor toilet-maken; electrische en paardentrams en omnibussen naar alle deelen der stad en ver daarbuiten; stationneerende rijtuigen, ‘droschkens’ op de pleinen en verschillende punten; dienstmannen als gidsen en pakkendragers.
Voor handel en verkeer loopen spoorwegen naar het westen, noorden en zuiden des eilands, en heeft zij stoombootvaart naar de voornaamste havens van Europa, Amerika en Azië; - zij heeft door onderzeesche kabels telegraphische gemeenschap met alle deelen des rijks en der wereld en bezit stedelijke, intercommunale en internationale telephoonverbindingen.
Eindelijk de uitgestrekte en mooi aangelegde begraafplaatsen met hare talrijke praalgraven en monumenten, en het natuurschoon der boschrijke omstreken, nog verhoogd door de vele fraaie villa's en onderscheidene vorstelijke lustpaleizen.
Als metropool en koninklijke residentie is zij het vereenigingspunt van het hof en de hoogste staatsdienaren, de voornaamsten en de aanzienlijksten des lands, van ambtenaren en militairen, geleerden en kunstenaars; - de zetel van talrijke genootschappen, maatschappijen en instellingen voor kunsten en wetenschappen, voor muziek met vele zanggezelschappen en voor weldadigheid.
Met al het gewoel en de drukte eener menigte menschen, die in alle richtingen, meest haastig, zich voortbewegen; het geklingel der vele zich een weg banende fietsen; het geraas der voorbijrollende rijtuigen en der lange wagens, bevracht met materialen of koopwaren; het gesnor der gewiekte electrische trams en soms het ‘tuf-tuf’ eener rennende automobiel: zie daar de wereldstad Kopenhagen, met ruim een half millioen inwoners en druk bezocht door vreemdelingen.
Zij ligt op 55o 41′ N. Br. en 30o 14′ O.L. (Greenwich) op het eiland Seeland (Själland) aan een diepen arm van de Sond, die hier vier geogr. mijlen breed is en een prachtige haven vormt, welke 5000 schepen kan bevatten en tot station van de oorlogsvloot dient, en aan een nauwe zeestraat, die Seeland van Amager scheidt.
Binnen de boulevards, die in de plaats der gesloopte vestingwerken zijn aangelegd, bevat de oude stad een oppervlakte van 445 H.A.; maar het geheele stadsgebied met inbegrip der vroegere voorsteden, bedraagt 6500 H.A.
Hieruit blijkt, hoe ontzaglijk zij zich heeft uitgebreid, wat vooral in de laatste twintig jaar is geschied; en nog wordt hare uitgestrektheid naar verschillende zijden steeds grooter.
Ook de aanwas der bevolking is verbazend groot: telde zij in 1875 ongeveer 220.000 inwoners, thans is deze met het ingesloten Frederiksberg tot ruim een half millioen gestegen.
De stad, die op een effen bodem is gelegen, doch tegen overstroomingen beveiligd, wordt in vier hoofddeelen gesplitst, die echter een ondeelbaar geheel vormen: de Oudstad, de Nieuwstad, Christiaanshaven en de voorsteden.
De Oudstad of het westelijk gedeelte, begrensd door de Nörrevold- en Gothersgade (gade = kade = straat), werd na den hevigen brand van 1795, welke meer dan duizend huizen in de asch legde, schooner weer opgebouwd. Wanneer men opmerkzaam door eerstgenoemde straat gaat, kan men duidelijk het verschil tusschen de oude stad en het nieuwe deel zien: aan de eene zijde, waarop eenige nauwe en soms kromme straten uitloopen, nog vele oude en onaanzienlijke lagere huizen, wel hier en daar door nieuwe en mooier gebouwde afgewisseld; aan den anderen kant hooge en fraaie huizen en gebouwen, waaronder eenige wetenschappelijke inrichtingen.
Waar dit deel der stad zich vereenigt met het volgende zijn enkele nauwe, kromme straten met kleine, bouwvallige woningen in den laatsten tijd verdwenen en hebben plaats gemaakt voor een City-kwartier met moderne gebouwen, meest fraaie winkels en magazijnen.
De Nieuwstad in het oosten gelegen en volgens een door Christiaan IV (1588-1648) ontworpen plan gebouwd, is ook grootendeels vernieuwd en om haar breede straten, schoone pleinen en merkwaardige gebouwen het fraaiste en voornaamste gedeelte, de aristocratische wijk.
Christiaanshaven ligt op het eiland Amager of Amack, dat in 1618 door twee bruggen met de stad werd verbonden.
De drie belangrijkste voorsteden waren: Vesterbro, Nörrebro en Osterbro (bro = brug, dus zoo genoemd naar de bruggen, die over de wallen der vroegere vestingwerken lagen). Deze kenmerken zich door haar lange en breede rechthoekige straten met hare meestal eenvormige en hooge huizen. Eenige dier straten zijn zoo breed, dat er dubbele rails voor de electrische trams liggen en er aan weerszijden nog ruimte genoeg voor de rijtuigen overblijft, terwijl breede trottoirs voor de voetgangers zijn bestemd.
De hooge huizen, van helroode of gele baksteen opgetrokken, hebben meestal behalve de benedenwoning vier étages; men vindt er zelfs, die sous-terrein, huis, vier verdiepingen en nog dakkamers tellen.
Een vierde voorstad is Sundby (Sund = Sond, by = bu = stad, dus stad aan de Sond), de zuidelijke helft van Amager; deze is eenigszins anders aangelegd. De binnenstad is arm aan water. Vroeger om, thans door de stad liggen in een boog van het zuidwesten naar het noordoosten de drie ‘soën’ of zeeën, welke echter dien naam niet verdienen, èn omdat zij daarvoor te klein zijn, èn wijl zij zoet water bevatten. Zij hebben evenwel een tamelijke breedte (ongeveer als de Buiten-Amstel te Amsterdam) en vormen door de blanke zwanen, die op hare lichtgekuifde golven zich wiegelen, de ranke electrische bootjes, die met talrijke passagiers haar doorklieven, en haar breede oevers, hier met de grillige huizenrij, daar met de aardige tuintjes voor de woningen, ginds met de hooge, statige gebouwen, en door een rij forsche boomen belommerd, schoone, schilderachtige punten.
In het zuidoosten der stad wordt een deel door eenige binnenwateren, smalle kanalen, die met de Sond in verbinding staan, tot een eiland gevormd, dat door acht bruggen met de aangrenzende deelen is verbonden.
Dit deel, het Slotsholm (Slotseiland), doet door zijn hooge wallen en breede kaden, waarop groote en prachtige gebouwen staan, eenigszins aan de Hollandsche grachten denken, doch zij moeten daarvoor, vooral ook door het gemis der statige boomenrijen, onderdoen.
Een geheel bijzondere toestand is die van het met Kopenhagen vereenigd en toch gescheiden Frederiksberg.
Oorspronkelijk een dorp, in de nabijheid, ten westen der stad liggende, is het door de uitbreiding der laatste geheel ingesloten en vormt één geheel met haar; maar het heeft een eigen bestuur, administratie, belasting, politie, enz. en is dus officiëel van haar gescheiden. Een toestand, veel overeenkomende met dien van Hamburg en Altona en in ons land vroeger met Amsterdam en Nieuwer-Amstel, Rotterdam en Delftshaven en andere; doch gelijk bekend is, heeft men bij ons daaraan een einde gemaakt, door bij de wet het omliggend gebied en aangrenzende gemeenten geheel of gedeeltelijk bij de groote steden te voegen, waardoor veel eigenaardige, dikwijls vreemde toestanden ophielden.
Iets karakteristieks, zoowel in Frederiksberg als in sommige deelen der voorsteden en wat daaraan zoo'n vriendelijk aanzicht geeft, zijn het vele geboomte en de bloemperken, die men voor en tusschen de huizen aantreft en wat het eenvormige, het prozaïsche der lange rijen menschenpakhuizen wegneemt.
Die rijen hooge en lage boomen, die smaakvol aangelegde tuintjes maken in deze omgeving zoo'n aangenamen indruk. Evenals men bij het slechten der vestingwerken niet alles sloopte, maar eenige gedeelten spaarde voor parkaanleg, zoo heeft men bij de uitbreiding der stad de boomen en bosschages behouden, zooveel het slechts kon, en na bebouwing opnieuw groen en bloemen aangebracht.
(Wordt vervolgd.)