De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAan Maria.‘Cum essem parvula, placui Altissimo.’Ga naar voetnoot1) O, wat is het, dat ik daar
Verneme, zoete Maagd?
Hebt gij door uw kleenheid aan
Den hoogsten God behaagd?
Zijt gij, kinderlijk van zeden,
Daarom Hem in 't hart getreden?
Te hoogmoedig was ik, dat
Ik zelf die waarheid vond.
Nederige Dienstmaagd, laat
Eens zeggen nog uw mond,
Hoe den Heer gij mocht bevallen.
Wijl gij 't kleenste waart van allen.
Wel, niets is er, dat Hem raakt,
Gelijk de onnoozelheid
Van het argelooze kind,
Dat lachend spelemeit.
'k Was zoo'n argelooze, kleine
Maagd, onnoozel-reine.
En verliefd werd God op die
Aanvalligheid weldra
Van Zijn dochterken; waarop
Hij, gaande alleen te râ
Bij Zijn goedertierenheden,
Zelf tot mij kwam naar beneden.
In mijn schoot deed Hij, mijn God,
De zwakke menschheid aan,
Noemde mij Zijn moeder en
Zijn broeders u voortaan;
Mijn geringheid boven mate
Hij verhief tot aller bate.
'k Wou, o zoete Maagd, ook wel
Een kinderlijk gemoed
Dragen, dat den hoogsten God
Zijn schepsel lieven doet.
Hem zou 'k en ook u behagen
Verder al mijn levensdagen.
St. Charles, Mei 1903.
Dr. A. Smoor.
|
|