Zonder moeder.
Naar de schilderij van Mevr. Cate Bisschop-Swift.
Toen de Friesche schilder Chr. Bisschop, bekend om zijn Marker binnenhuizen, in de hofstad zijn atelier had gevestigd en er een goede reputatie genoot, behoorde tot zijn leerlingen zekere miss Cate Swift, een niet onverdienstelijk schilderende Engelsche jonge dame, die, vergezeld van een oudere bloedverwante, de schoone Hollandsche schilderijen in musea en particuliere verzamelingen bestudeeren kwam. Zijn leerlinge in de eigenlijke beteekenis was ze niet: toen zij het vaderland verliet, had haar familie haar verboden in den vreemde op een atelier te gaan werken, maar, daar de kunst van den Haagschen meester haar buitengewoon aantrok en zij van diens leiding groote verwachtingen koesterde voor haar vorderingen, was men overeengekomen, dat Bisschop, wanneer zij in gezelschap harer begeleidster op het museum zat te copieeren, haar met goede wenken en aanwijzingen zou ter zijde staan. Meester en leerling konden het best met elkander vinden; de laatste voelde zich volkomen thuis in het vreemde land en begon er tegen op te zien huiswaarts te keeren en haar Hollandsche vrienden te verlaten. Toen dan ook Bisschop bij de verwante aanzoek deed om de hand der jonge dame, wachtte hem een gunstig onthaal, daar deze hem had leeren achten als een degelijk en ernstig man van deftige afkomst en algemeen geëerd, zoowel in den kring zijner kunstbroeders als in de omgeving des Konings, waar men meermalen zijn raad inriep voor de kunstoefeningen van vorstelijke familieleden.
zonder moeder, naar de schilderij van mevr. kate bisschop-swift.
Van dien tijd af werkten Bisschop en zijn vrouw samen in hun fraaie en artistiek ingerichte villa Frisia, waar ieder zijn eigen atelier heeft; hij om zijn Marker binnenhuizen en stillevens te schilderen, zij om haar huiselijke tafereeltjes te voltooien, die zijn als zoovele onderhoudende verhalen, waarin haar vriendelijk en kalm gemoed zich uitspreekt. Onze plaat is er een aardig staal van: Zonder Moeder noemde de schilderes het doek, waarop broertje en zusje bezig zijn het kleine, blondlokkige dikkertje naar bed te helpen. Zij doet het kousjes en schoentjes uit, terwijl broer den tegenspartelenden deugniet vasthoudt om haar het onvermijdelijke avondwerkje te vergemakkelijken. Zusje, zelf nog zoo jong, beseft reeds al den ernst van den toestand: moeder is dood, en nu moet ze voor kleinen broer een moedertje zijn en hem al de zorgen wijden, die moeder zoo lief waren. Groote broer weet haar ijver te waardeeren en helpt wat hij kan om haar taak te verlichten.
Als vader straks thuiskomt, vindt hij den dreumes rustig sluimerend in de hooge bedstee en de beide grooten hem wachtend met het avondmaal.