vlekt waren. Zijn zoon, koning Salomon, zou aan dien tempel geven zijnen grooten naam.
Uit de diepten ten zuiden en ten westen stegen muren van 600 voet hoogte op. De oneffenheden van den Moriah werden aangevuld; en zoo werd die uitgebreide en hoog gelegen vlakte geboren, die in het westen en in het oosten bijna 500 meters en in het noorden en het zuiden, met een klein verschil, ongeveer 300 meters breedte had. Het was dus een langwerpig vierkant, waarvan de oost- en westzijden de langste waren. Honderdvijftig duizend werklieden met zes-en-dertig honderd opzichters onder de leiding van Hiram-Abi, die slechts van moederszijde aan het Israëlietische volk vermaagschapt was, werkten aan den tempelbouw gedurende zeven jaren.
Vierhonderd en twintig jaren later werd deze tempelbouw onder koning Nabuchodonosor in de asch gelegd.
Weer verrees na twee-en-vijftig jaren een nieuwe tempel, die in luister slechts eene schaduw van den vorigen was, maar gedurende vijf eeuwen staan bleef.
Twintig jaren vóór onze tijdrekening, dus twintig jaren voor de geboorte van Christus, herbouwde koning Herodes dezen tempel en maakte er dus den tempel van, die de hooge eer genoot betreden te worden door den Zoon der menschen, die ook de Zoon was van God.
Van dezen tempel zullen wij eene beschrijving geven naar het plan daarvan opgebouwd in het klein door den beken den stadsbouwmeester van Jerusalem, door den onlangs overleden heer Dr. Schick.
Alle begrip van kerk, zooals wij, westerlingen, dat gewoon zijn te hebben, moet ver van onzen geest verwijderd blijven, als wij ons een goed denkbeeld van den Jerusalemschen Tempel vormen willen. De Tempel te Jerusalem bestond uit eene vereeniging van gebouwen, die wel alle op een of andere wijze met den eeredienst in verband stonden, maar toch alle voor zich zelve eene verschillende bestemming hadden en te zamen door een muur aan alle zijden waren afgesloten; zoodat alles in een langwerpig vierkant besloten was. Het langwerpige gedeelte van dit vierkant ligt van het noorden naar het zuiden; terwijl het kortste en breedste gedeelte van het oosten naar het westen ging.
Binnen dit langwerpig vierkant wàs wederom een bijna hieraan gelijkvormig vierkant, dat gemaakt werd door eene aan de vier zijden omgaande zuilengang, die aan den zuidkant een dubbele rij van monoliethen - zuilen met schachten uit éen stuk - had, honderd-twee-en-zestig in getal. Ook dit langwerpig vierkant omsloot wederom een ander vierkant van denzelfden vorm, dat een paar meters hooger gelegen was en van het voorgaande gescheiden aan den noord-oost- en zuidkant door aaneengesloten gebouwen, terwijl aan den westkant door een muur de scheiding voltrokken werd. De open ruimte gelegen tusschen dit laatste langwerpig vierkant en het voorgaande werd de Voorhof der Heidenen genoemd, omdat de toegang daartoe voor alle vreemdelingen open stond. De gang met dubbele zuilen werd de portiek van Salomon geheeten.
Op bepaalde afstanden stonden aan den buitenkant der gebouwen, die het meer inwendige langwerpig vierkant afsloten op het platvorm, dat men langs twaalf stoeptreden bereiken kon, pilaren, waarop ook in de Grieksche taal geschreven stond, dat deze hoogte langs deze treden te beklimmen verboden was aan allen, die niet waren van Abraham's geslacht.
Dit laatste vierkant was wederom verdeeld in twee andere vierkanten, die van elkander gescheiden waren, ook door gebouwen en een groote poort, de poort van Nicanor genaamd. Van deze twee vierkanten was het eerste voor de Israëlieten bestemd, terwijl een gedeelte er van was afgezonderd voor hunne vrouwen. Ook deze beide vierkanten hebben zuilengangen aan alle zijden. Voor de rijkversierde poort van Nicanor liggen eenige treden, die voeren naar het wederom hooger gelegen tweede vierkant, naar den voorhof der priesters, waarbinnen recht voor u uit, het eigenlijke tempelgebouw omhoog rijst.
Binnen dit voorhof der priesters stonden tien metalen waschbekkens op koperen stellingen met wielen geplaatst. Hier ook was het groote koperen waschvat, dat gedragen werd door twaalf koperen ossen, vijf meters in doorsnede had en twee-en-een-halven meter diep was. Het droeg den naam van de koperen zee. Ook het Brandofferaltaar stond binnen dit vierkant.
Het eigenlijke tempelgebouw, waarbinnen het Heilige en het Heilige der Heiligen gelegen zijn en dat met een dak gedekt is, staat wederom eenige treden hooger dan het voorhof der priesters, zoodat bij het naderen van het Heiligdom met elke afdeeling de bodem hooger gelegen is.
Een zwaar gordijn achter de poort opgehangen belette het binnenste te zien, waar het réukoffer-altaar, de gouden zevenarmige kandelaar en in Salomon's tijd ook de tafel met de toonbrooden stonden. In den achtergrond van deze kleine ruimte was wederom een deur, waarin een rijk en zwaar gordijn naar beneden hing om het Heilige der Heiligen ook aan het oog der priesters te onttrekken. Slechts eenmaal in het jaar, op den grooten Verzoendag, mocht alleen de Hoogepriester daar binnengaan. Ten tijde van Salomon stond daar de Ark des Verbonds; ten tijde van Christus was ledig deze plaats.
Hier van deze tempelplaats ging het geestelijk leven van alle Israëlieten uit. Hier waren de hoogere scholen, hier vergaderden de wetgeleerden en de leden van den Hoogen Raad. Hier, binnen deze zuilengangen leefden de Israëlieten hun Israëlietisch leven gelijk te Rome op het Forum door de Romeinen het Romeinsch leven geleid werd. Hier was het centrum van het godsdienstig, politiek, sociaal en wetenschappelijk leven der Israëlieten in Christus' tijd. Hier verschijnt de zachtmoedige Christus, als Hij voor de eerste maal binnen deze zuilgangen komt met een dik touw in de hand, om daaruit te verdrijven alles wat niet thuis behoorde in de omgeving van dat Heiligdom. Hier herhaalt Hij, voordat Hij sterven gaat, datzélfde bedrijf in Zijn laatste levensweek. Hier schenkt Hij vergiffenis aan de overspelige vrouw, door huichelaars met booze bedoelingen voor Hem gebracht. Hier laat Hij den blindgeborene zien, die voor Hem nedervalt en Hem als den Messias aanbidt. Hier.... hier.... hier brengt Hij dagen bij dagen door, wordt Hij bestookt, begluurd van alle kanten door hen, die, aan wit-bepleisterde graven gelijk, mooi zijn van buiten maar van binnen vol zijn van bederf en stank, die oogen hebben en niet zien en in een dom conservatisme land en volk ten verderve voeren, omdat zij den rechten tijd van ommekeer niet begrepen hebben.
Van dezen Tempel had de Zaligmaker voorspeld, dat hij tot den grond toe zou worden verwoest en dat de eene steen ervan niet op den anderen blijven zou. Zeven-en-dertig jaren later ging deze profetie in vervulling bij het veroveren van Jerusalem door Titus, den veldheer der Romeinen; en tot den dag van heden straalt de halve maan boven de plaats waar eenmaal de offerdieren der Israëlieten geslacht werden ter eere van den éénen, waren God.
Eenzaam en verlaten ligt de Moriah nu; en de gebouwen en brokstukken van gebouwen, over de vlakte van den Moriah verspreid, leggen getuigenis af in steen, dat eeuwen en eeuwen daarover zijn heengegaan en in die eeuwen Heidenen, Christenen en Mohammedanen daar de heerschers waren, die van hun korter of langer beheer de overblijfselen hebben achterge laten, terwijl alleen de Israëlieten daarvan spoorloos verdreven zijn.
Zooals nu het plein op den Moriah met zijne gebouwen en brokstukken ervan zich uitspreidt voor onze oogen, denken wij onmiddellijk aan een plaats, waarin een vorig jaar een tentoonstelling gehouden werd, waarvan nog een Moorsche kiosk van blauwe tegels, Mohammedaansche waterbekkens, gothieke boogmuren, Byzantijnsche kolommen en enkele cypressen zijn blijven staan, 't Is een verlaten huis, ten deele in puin gevallen, waarin nog een enkel meubel van vorige grootheid en rijkdom de herinnering bewaart.
Van dat alles kijkt het meest een achtkantig gebouw, met blauwe, gele en andere tegels bekleed en door een zwarten koepel gedekt, u in stille majesteit aan.
Het is het heiligdom der Mohammedanen. Na de Kaäba te Mekka kent de Mohammedaan geen grooter heiligdom; en het is nog geen vijftig jaren geleden, dat om dit heiligdom deze vlakte van den Moriah door geen Christen mocht betreden worden.
Op een oneffen, een weinig verhoogden bodem - drie meters boven het overige gedeelte der vlakte uit - ligt de moskee van Omar, waartoe men kan opklimmen langs acht breede trappen van marmer. Op deze zelfde plaats, een weinig meer naar het westen, stond eenmaal de Tabernakel van Israël. Deze verhoogde bodem is geplaveid met mooie vloertegels van donkere kleur.
De moskee is van indruk-makende majesteit en opgetrokken in een achthoek, waarvan elke hoek een breedte heeft van bijna twintig-en-een-halven meter. Van het dak af tot de onderste zijden der vensters is zij versierd met porseleinen tegels in blauwe en geel-witte kleuren; van hier tot den grond is ze bedekt met platen van marmer. Omhoog waar het dak begint, loopt een soort van fries, die door Arabische letters gevormd wordt; het zijn spreuken uit den Koran.
Vier hoeken van dit acht-hoekig gebouw, naar de vier windstreken gekeerd, hebben een vierkante poort met een halfcirkelvormige boog er boven en zes vensters in den vorm van een spitsboog. De vier overige hoeken, waarin geen poorten zijn, hebben zeven vensters van denzelfden vorm. Bij de restauratie van den westelijken kant is het gebleken, dat ook deze vensters eertijds in den vorm van een halven cirkel waren opgetrokken.
Alleen voor de poort van den zuidkant is een portiek met acht kolommen, die verbonden zijn aan elkaar.
Elke poort heeft twee deuren van hout, die met koperen platen beslagen zijn en sloten hebben van bewonderenswaardige kunstvaardigheid.
De ellipsvormige koepel, die op dezen achtkant staat, is van hout en met lood bedekt, maar bijna zwart van kleur. Daar boven staat de halve maan in glanzend goud.
Van binnen is dit gebouw drie-en-vijftig meters in doorsnede breed, terwijl het verdeeld is in twee omgangen en een rondte in het midden onder den koepel. De eerste omgang, achthoekig, gelijk de buitenwand van het gebouw, wordt van de tweede afgescheiden door acht pijlers, die met elkaar verbonden worden door twee kolommen tusschen twee pijlers. De schachten dezer kolommen zijn van éen stuk marmer maar verschillend in kleur, in vorm en hoogte. Zij zijn ongetwijfeld overblijfselen van een vorigen bouw. Ook de kapiteelen zijn onderscheiden in vorm en komen èn uit het laat-Romeinsche tijdperk èn uit den eérsten Byzantijnschen tijd voort. In éen daarvan was blijkbaar eenmaal een kruis gehakt. Omdat deze kolommen niet alle even hoog zijn, heeft men, om tot eene geregelde hoogte van zes meters te komen, boven de kapiteelen zware Byzantijnsche imposten gemaakt, waarop de bogen rus-