Strijdt den goeden strijd!
Bij de graven onzer groote dooden, storten wij gebeden, gelijk onze vaderen in het geloof, die de marmerplaten der catacombenissen teekenden met het bedemerk, bewaard in ons smeeken voor de zielen om licht en vrede en het Paradijs.
En van de graven, die wij zegenen, dragen wij de herinnering mede aan edele, groote daden. Eene herinnering, die het leven niet doet stilstaan, maar het opwekt en bemoedigt tot plichtsbetrachting en reiner bedoelen.
Onze groote dooden blijven ons voorgaan. Zij roepen ons tot de daad.
Mgr. Dr. Schaepman hebben wij dankbaarheid getoond door lijkklacht en gebeden. Zijn naam is verheerlijkt wijd en zijd. Nu moge deze groote doode leven in daden zijner Nederlandsche geloofsgenooten, en in een adeldom van werken, opstrevende
in een toon, waar al wie 't Kruis belijden
Meê samenstemmen: 't één: ‘Gelooven, hopen, strijden!’
De machtige stem, die nooit geklonken heeft tégen het heilige, het recht, de eer, maar tallooze malen voor God en Godsdienst, voor Volk en Vaderland; de vorstengave van het woord, waarin zooveel heerlijke gedachten uit de bovennatuurlijke en de natuurlijke orde werden belichaamd; de wegsleepende kracht van den redenaar en den schrijver Dr. Schaepman - wie geeft ze ons weder? De in Christus ontslapen strijder zelf. Hoe? Door te herleven en voort te leven in het katholieke Nederland, dat hij heeft liefgehad. Dat thans een schare van jongemannen uitga, sterk door het stalen geloof, waarmede deze betreurde Christenman bergen wist te verzetten; bezield als zijn stout en mannelijk hart, bevend van verrukking voor roomsche idealen; volhardend en trouw, gelijk zijn geheele bestaan een rots was in den stroom des tijds, steunend op Christus, die niet vergaat, terwijl met den stroom des tijds vergaat, wat van den tijd is.
Zoovelen zongen het den dichter na:
Een vorstelijke gave is 't menschlijk woord, een. vonk
Der eeuwge majesteit, die langs den chaos blonk.
Niet het nastamelen dier verzen is de levende daad. Alleen wanneer onder priesters en onder leeken de wakkeren zich vermenigvuldigen, die toonen te beseffen, welk eene gave Gods en welk eene gave voor onze eeuw, voor alle standen, voor de misleiden het woord is; wanneer overal met overtuiging en kracht, met licht en gloed de taal zal worden gesproken, die onze tijdgenooten begrijpen, gevoelen, beminnen; wanneer de vraagstukken van den dag kundige, moedige, krachtige apostelen zullen vinden, en trouwe mannen, die geordend en eendrachtig samenwerken, om de waarheid te doen zegepralen in beslissende dagen; dan alleen zullen wij den verwoestenden dood overwinnen, en triomfbogen bouwen, waaronder de schimmen onzer vereerde voorgangers en ook de heldhaftige geest van hem, dien wij allen bewonderen, met ons zullen heentrekken naar het heiligdom van recht en vrede, naar eene heldere toekomst van levensvernieuwing in Christus, die de wereld overwint.
Het gesproken woord is nochtans niet de volle wapenrusting. Gebonden aan het vermogen der losse klanken, is ras haar ijl bestaan vervlogen. Zoo beschouwde het de man, die zoo diep den adeldom gevoeld heeft van het goede strijden. En in zijn eerste geestdrift zong hij met jongelingsvuur:
De Pers! Wie roemt haar niet des geestes eêlste vinding,
Haar, ongekende macht voor geest- en stofverbinding,
Haar, in des menschen hand, de schoonste vorstenstaf?
Hij zag tegelijkertijd, dat deze gekroonde macht een strijd van vernieling kon voeren, en dat hare bezieling de adem kon worden van het kwaad.
schaepman's geboortehuis te tubbergen.
Hoe vurig wenschte hij daarom, deze moderne kracht dienstbaar te zien aan den God der wijsheid, die voor allen is des levens bron! Helaas! de schrijfstift ontgleed zijne hand, die moede nederviel op onverwelkbare bladeren. Wij hebben aan te vullen, wat onvoltooid bleef. Eén man, hoeveel zijn arbeidzame geest ook mocht omspannen, is voor het reuzenwerk nooit sterk genoeg. Op elk gebied zijn paden aan te leggen of te effenen. Onze vaderlandsche letterkunde, de geschiedenis, alle wetenschappen; dagbladen en tijdschriften; de pers der studiewereld en der werkmanskringen, alles moet zich gestadig vernieuwen, en opbloeien en uitschieten in breeder twijgen; alles rijpen tot overvloediger vruchten van hoogeren lust.
schaepman als 17-jarig seminarist.
Mgr. Schaepman heeft ruim zijn aandeel gehad in het leven der katholieke pers. Als dichter en prozaschrijver; voor de fraaie letteren en de kunst; in tijdschrift' en dagblad; tot verdediging zijner overtuigingen omtrent staatkunde en wetenschap. Gelijk het werk aller groote mannen zal ook het zijne gewogen worden in de weegschaal der nakomelingschap. Als daad is zijn geschreven woord voor ons eene bezieling. Uit eene betere wereld roept hij ons toe: Arbeidt veel en onder God. O! katholiek Nederland, versta den vollen zin der edele roepstem. Zal de ridderlijke naam, sedert de eerste tijdingen uit Rome omtrent den naderenden dood, alleen weerklonken hebben, als een prikkel voor dommelaars? Velen der onzen werken met toewijding, met opgewektheid, met geheel hun ziel; velen steunen met sympathie en stoffelijke middelen de mannen, die werken. Maar wie doet het indifferentisme opspringen? Een oogenblik poogt het zich op te richten; keert zich om en zinkt dieper in slaap.
Zij echter, die waken, arbeiden voort, tot het avond wordt. En zij zullen hun geweten rein houden, door te blijven in den dienst van Hem, tot Wien de onvergetelijke strijder en werkman zich wendde met stervend oog, biddend: ‘Kom, Heere Jesus, kom!’
p. J.V. de Groot,
Ord. Praed.