De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Het herstel der Hiërarchie
| |
[pagina 59]
| |
elken zetter f 5, zoo binnen het uur de in pastei gevallen vorm gerekonstrueerd is. Onder gejuich gaat men aan het werk; allen doen wonderen van vlugheid. Binnen het uur waren de drukkers aan hunne persen. Het eerst afgedrukte exemplaar was natuurlijk voor den redacteur Smits, die nu niets haastigers te doen had dan zijn koffers weer te laten wegbrengen. De Tijd heeft zijn werk uitmuntend gedaan. Dr. Cramer was een scherpzinnig opmerker, een veelzijdig en vaardig polemist, die daarbij te rade ging bij Prof. Broere, president Van Vree, Prof. Pluym en Prof. Van Kints. De eerste wegwijzer en gids van De Tijd was echter de zoo bij uitstek met practischen zin begaafde Smits, die met vaste hand voor De Tijd de gedragslijn afbakende en de verdienste heeft, te hebben ingezien en verkondigd, door welke gedachte de katholieken van Nederland destijds bezield moesten zijn. De Tijd had dan ook de eer, dat zijn gedragslijn op de bespreking te Tilburg den 7den en 8sten April 1853 door den zeker bevoegden oud-minister J.B. van Son alleszins werd goedgekeurd. Er kwam nu allengs leven in het katholieke kamp. Een aantal uitmuntende priesters zijn er reeds genoemd. De machtigste persoonlijkheid dier dagen, de bisschop van Gerra, J. Zwijsen, treedt op het tooneel; in Limburg steekt Mgr. Paredis niet enkel door zijn waardigheid, maar door zijn practisch verstand en groote werkkracht, boven allen uit. In de leekenwereld onderscheiden zich weldra beleidvolle en krachtige uitvoerders der katholieke beginselen. Tot deze phalanx, om slechts enkelen te noemen, behoorden: Van Son, Mutsaers, baron van Hugenpoth tot Aerdt, graaf Duchatel, Dr. J.W. Cramer, J.A. Alberdingk Thijm, ‘de gepantserde ridder,’ Van Nispen, Luyben en anderen, die hen ondersteunden. Dezen sloten zich altijd hechter aan elkaar: er werd overlegd, gewerkt, gezwoegd en gestreden. Een der eerste overwinningen had men hoofdzakelijk aan het beleid van J.B. van Son en aan de welwillendheid van Willem II te danken: het placet verdween in Januari 1847 uit het ontwerp van den X titel van het wetboek van strafrecht, en werd er, trots het hevigst verzet van sommige ministers en der Tweede Kamer, niet meer in opgenomen. Dat gaf moed.
minister j.b. van son.
Terwijl nu Mgr. Joannes Zwijsen ad interim tot zaakgelastigde van den H. Stoel bij het Nederlandsche hof te 's-Gravenhage en tot vice-superior der Hollandsche missie werd aangesteld, toen reeds Thorbecke's gunstige herziening der Grondwet in het verschiet lag, begon de adresbeweging naar Rome om het herstel der hiërarchie in Nederland.
minister j.r. thorbecke.
Voorop gingen 91 deftige katholieke leeken, die in het najaar van 1847 een adres onderteekenden op verzoek van een comité, waartoe behoorden baron Hugenpoth van Aerdt, de oud-minister H. van Sonsbeeck en Ch. van der Horst, oud-secretaris van eeredienst. Baron van Brienen van de groote Lindt zou het adres te Rome steunen.Ga naar voetnoot1) Hen volgden in Mei 1848 de aartspriesters en dekens der Hollandsche missie. Reeds den 10den Juli werd hun adres allervriendelijkst beantwoord: ‘De H. Vader zal het in overweging nemen en naar zijn wijsheid, zooals het hem in den Heer nuttig toeschijnt, beslissen.’ Het derde adres ging uit van het zoogenaamde Komitee te Amsterdam, waarvan destijds president was J.W. van Romunde en secretaris Dr. J.W. Cramer. Deze laatste, die naar de getuigenis van J.A. Alberdingk Thijm ‘bijna even goed Fransch als Hollandsch schreef,’ stelde het adres en richtte het onmiddellijk aan Pius IX te Gaëta, om den H. Vader in zijn ballingschap te troosten en ten slotte aan het verlangen der Nederlanders naar het herstel der hiërarchie te herinneren. Een heerlijke breve, dateerend van 30 Maart 1849, beloonde hun ijver. In April 1850 boden zelfs de katholieke leden der Tweede Kamer een adres aan, waarvan het Kamerlid Jhr. Van Nispen vermoedelijk de steller was. Zij verzekeren den H. Vader, dat de Nederlandsche Kerk zich vrij en onafhankelijk van de regeering kan organiseeren.
jhr. j.a.c.a. van nispen van sevenaer.
Twee adressen werden onderteekend in de lente van 1851. Dat der Apostolische Vicarissen en Aartspriesters der Nederlandsche Kerk en een ander, dat uitging van het reeds genoemde Komitee te Amsterdam. Het eerste, geredigeerd door president Van Vree van Warmond, bereikte de eeuwige stad den 27sten April. Het werd ‘door den secretaris der propaganda, (Mgr.) Barnabò aan Z.H. aangeboden en zeer gunstig ontvangen.’ Het tweede adres moest onderteekend worden door een groot gedeelte van Neerlands katholieken. De redactie ervan pleit voor het talent en de vaardige pen van Dr. Cramer; het inzamelen van onderteekeningen in het heele land voor zijn ijver en werkkracht. Mgr. Barnabò zeide later aan C.F. Lurasco van Amsterdam, dat in deze suppliek zich ‘de algemeene wensch der Hollandsche geloovigen had uitgesproken.’ Voeg bij deze zes adressen nog het verzoekschrift van Mgr. Van Hooydonk, die voor zijn geestelijkheid en volk een bisschopszetel vraagt te Breda; en dat der Limburgsche dekens, die de oprichting van een bisdom Roermond en J.A. Paredis tot bisschop verzoeken, en gij hebt de smeekbede van het katholieke Nederland, die als één machtige stem te Rome aan den Voet van Petrus' Stoel weerklinkt en een gunstig onthaal vindt bij den H. Vader.
z.h. paus pius ix.
Het eerste gevolg was, dat er een onderhandeling werd aangeknoopt tusschen het Hof van Rome en de Nederlandsche regeering. En de uitslag hiervan? Het concordaat van 1827 en de verbintenissen van 1841 zouden door het feit zelf van het herstel der hiërarchie ophouden verplichtend te zijn. Het is hier genoeg op de onderhandeling, waarbij kardinaal Antonelli, de internuntius Belgrado en H. van Sonsbeeck, minister van Buitenlandsche Zaken, zich zeer verdienstelijk maakten, te hebben gewezen. Den 16den October 1852 werd de diplomatieke correspondentie gesloten. Voorgoed kon men thans aan de organisatie gaan denken; of liever reeds lang te voren had men er aan gedacht. Tegen half December 1852 lagen de voorbereidende stukken voor de beslissende vergaderingen gereed.
kardinaal antonelli.
‘Heden,’ aldus Mgr. Zwijsen den 1sten Januari 1853 aan Van Vree, ‘ontving ik een brief uit Rome, waarin men mij meldt, dat den 20sten in de vergadering der Kardinalen de organisatie favorablement is gedecideerd en den 21sten daaropvolgende door Z.H. is goedgekeurd.’ Reeds den 18den October, dus twee dagen na het sluiten der onderhandelingen met de regeering, hield Belgrado een krachtige pleitrede voor de candidaten der toekomstige zetels: Mgr. Joannes Zwijsen, Mgr. J. van Hooydonk en Mgr. J.A. Paredis en Jacobus van Vree. De drie eersten hadden reeds sedert 12 jaren de bisschoppelijke wijding ontvangen en bestuurden de vicariaten 's-Hertogenbosch, Breda en Roermond; de laatste stond aan het hoofd van het met roem bekende seminarie van Warmond. ‘Mgr. Zwijsen,’ zoo lezen we in de dépêche van Belgrado, ‘verdient onder elk opzicht aan het hoofd te staan der Nederlandsche Kerk.’ President Van Vree heet er ‘achtenswaardig, vroom, geleerd en algemeen gezien.’ Voor dezen laatste legde ook Mgr. Zwijsen zijn invloed in de schaal. ‘Mijn streven,’ zoo schrijft hij wat later, ‘om UEw. in Holland als bisschop benoemd te zien, zal dan vervuld worden. Jammer maar, dat de geheele missie, met uitzondering van een klein gedeelte, niet onder UEw. bestuur gebracht is. Dit was voor de Catholyke zaak in Holland wenschelijk, ja zeer nuttig geweest, en dan had ik hier altijd kunnen verblijven. Dan ik houde mij overtuigd, dat het God aldus wil en laat alles verder aan Hem over.’ | |
[pagina 60]
| |
Men ziet, dat Mgr. Zwijsen ongaarne Noord-Brabant verliet. Zelfs bracht hij zijn bezwaren te Rome in en wees op de hachelijke taak, twee bisdommen te besturen, het aartsbisdom Utrecht te moeten organiseeren zonder middelen. Het hielp echter niets. Einde Februari ontving Mgr. Zwijsen bericht, dat hij het aartsbisdom en het bisdom 's-Bosch tegelijkertijd zou beheeren. ‘Ll. Vrijdag heb ik bericht ontvangen uit Rome,’ schrijft hij 28 Febr., ‘dat Z.H. mijn geopperde bezwaren tegen het plan mijner benoeming, als titularis van Utrecht, in overweging heeft genomen, doch dezelve niet van genoegzaam gewicht heeft geoordeeld, om aan m[ij]n verlangen te voldoen. De stukken kunnen iederen dag hier aankomen,’ voegde hij ten slotte er bij. Het duurde echter nog langer, dan Mgr. Zwijsen vermoedde. Eerst Zaterdag den 12den Maart was de breve, die het herstel der hiërarchie besliste, gereed. Haastig spoedde zich nu C.F. Lurasco, destijds te Rome vertoevend om zijn vrienden van daaruit op de hoogte te houden, Maandag den 14den naar Mgr. Barnabò. Deze echter had alle exemplaren der breve ingetrokken. Wat was er gebeurd? Toen het eerste exemplaar aan Z.H. ter lezing werd aangeboden, stiet Pius IX op een paar woorden, die men in Holland wellicht wat scherp kon vinden. Onder geen enkele voorwaarde mochten ze blijven. Eén exemplaar was er intusschen Zaterdags te voren reeds afgegeven aan de Nederlandsche legatie, met aanbeveling echter, om de afzending er van tot Maandag uit te stellen. Met afspraak van Mgr. Barnabò haastte zich Lurasco, om de verzending naar Nederland te voorkomen. Het was echter te laat. Want reeds Zaterdag had graaf Van Liedekerke het stuk zoo haastig mogelijk verzonden. Door zijn correspondentie en vooral door de gecorrigeerde breve zou de gezant de vergissing herstellen.
c.f. lurasco.
Den 18den Maart lag de breve opnieuw gereed. Door het ongunstige weder echter tusschen Cività Vecchia en Marseille vertraagd, kwam ze eerst den 4den April bij Mgr. Belgrado te 's-Gravenhage aan. Met de breve, die de hiërarchie in Nederland herstelde, kwam ook de benoeming der nieuwe Kerkvoogden aan: Joannes Zwijsen, aartsbisschop van Utrecht en administrator van het bisdom 's-Hertogenbosch; Franciscus Jacobus van Vree, bisschop van Haarlem; Joannes van Hooydonk, bisschop van Breda, en Joannes Augustinus Paredis, bisschop van Roermond. Daar stond de Nederlandsche Kerk herrezen op het machtwoord van Pius IX. Zedig en bescheiden, maar tevens onverschrokken stond zij te midden der stormen, die, als op een gegeven teeken, haar verrijzenis volgden. Zij was zich bewust van haar kracht in Hem, die door één woord storm en golven bedaarde. Diezelfde zedige bescheidenheid en moedige fierheid deelde zich mee aan Neerlands katholieken. Want ofschoon de innigste vreugde aller harten doorstroomde, blijdschap en dankbaarheid tintelden op ieders gelaat en menige traan van erkentelijkheid gestort werd, geen enkele juichtoon ging er op, die zelfs in het minste grievend kon schijnen voor andersdenkende medeburgers; men beschouwde het herstel volstrekt niet als een overwinning over vijanden behaald, men vierde ze niet met tergende tropeeën en zegeliederen. God bracht men dank ‘in de eerste plaats en bovenal, die de Heer en de Leider is der volken, zoowel als van den bijzonderen mensch, dat Hij... de vervulling geschonken heeft van zoo veeljarige wenschen, die in dagelijksche gebeden aan den voet van Zijnen hemeltroon zijn neergelegd.’ Met geestdrift klonk het Willem III, wiens regeering door de weldaad van het herstel is gekenmerkt, te gemoet: ‘Aanvaard, o koning! benevens onze hulde, deze uitdrukking onzer erkentelijkheid!’
z.m. koning willem iii.
Innig en vurig was de dankzegging, die er opwelde uit het hart des katholieken volks voor Pius IX. Op het voorbeeld der bisschoppen, die hun gemoed uitstortten in een gezamenlijk schrijven aan den Paus, legden ook de katholieken een dankadres voor den troon Zijner Heiligheid neer. Reeds den 6den April 1853 kon Dr. J.W. Cramer aan C.F. Lurasco te Rome berichten, dat hij het adres had voltooid. Een commissie zou zich vormen bestaande uit: Dr. Cramer, graaf Duchastel, Jhr. Dommer van Poldersveldt, Van Rijckevorsel en J.A. Alberdingk Thijm. Door hare bemiddeling moest het stuk, dat intusschen den 20sten Mei door Mgr. Zwijsen en Mgr. Van Vree was goedgekeurd, in geheel Nederland ter onderteekening worden aangeboden. Het groote werk kwam echter op Dr. Cramer neer. Den 10den Juni was deze zoo ver in zijn arbeid gevorderd, dat hij zeventig adressen kon opzenden aan Mgr. Belgrado; de nog volgende zouden afzonderlijk naar Rome vertrekken. Den 13den Juli had Frans Lurasco het geluk, ter aanbieding van het adres tot den H. Vader te worden toegelaten. Allerminzaamst werd hij ontvangen. ‘In zeer liefdevolle bewoordingen’ gaf Pius IX ‘zijn hooge tevredenheid’ te kennen, schonk zijn zegen aan allen, die het adres hadden onderteekend en in 't bijzonder aan Dr. Cramer en die hem hadden gesteund.
prof. dr. j.a. alberdingk thijm.
Geen wonder, dat Pius IX diep getroffen werd, toen Lurasco het roerend adres voorlas: ‘Non, Très-Saint Père,’ zoo heet het daar onder meer, ‘la langue humaine ne suffit pas pour exprimer pleinement 1es sentiments de sainte allégresse et d'eternelle reconnaissance, dont les catholiques néerlandais se sentent pénétrés du jour qu'ils ont appris que leurs voeux les plus ardents ont été exaucés, et que l'Eglise catholique dans les Pays-Bas jouira à l'avenir de tous les bienfaits, qui sous la protection du Très-Haut, découleront infailliblement de son organisation normale.’ Nauwelijks had de ‘Herstelling van de geregelde Kerk-ordening’ haar beslag, of men dacht aan de vereeuwiging van het groote feit door een gedenkpenning. De Katholieke Vereeniging Recht voor Allen te Amsterdam gaf den stoot. De commissie van uitvoering werkte vooral door de heeren Dr. J.W. Cramer, als voorzitter, en J.A. Alberdingk Thijm, als secretaris. Onder directie des laatsten werd de gedenkpenning geteekend door Louis Royer en daarna vervaardigd door Leopold Wiener. Uitmuntend werk moest er onder de hand van dit beroemde drietal ontstaan.
gedenkpenning (Voorzijde).
Een treffend zinnebeeld bood de opwekking van het dochtertje van Jaïrus: De pijpers en de schare meenden, dat het dochtertje dood was. De bisdommen van Nederland, zoo dacht men, zijn vernietigd. Doch Jesus kwam en zeide: Deze jonge maagd is niet dood, maar zij slaapt. En zij hebben Hem bespot. En het dochtertje bij de hand nemend, zeide Hij tot haar: Talitha cumi, 't geen beteekent: Ik zeg u, jonge maagd, sta op. Aldus heeft Christus, in Zijn barmhartigheid, het Nederlandsch episcopaat, dat geslapen had, maar niet dood was, doen herrijzen. De keerzijde van den gedenkpenning draagt de wapens van het aartsbisdom en de vier bisdommen, met het opschrift: Anno R.S. CIƆ IƆ CCCLIII Pio IX Pont. Max. Ser. Reg. Wilhelmi III an. V Episcopali Hierarchia Singulari Dei beneficio Neerlandiae Restituta Cives Catholici Gratulantur.
gedenkpenning (Keerzijde). In het jaar des herwonnen heils 1853, onder het pausschap van Pius IX, in het vijfde jaar der regeering van den doorluchtigen koning Willem III verheugen zich de katholieken in de door Gods bijzondere gunst herstelde bisschoppelijke hiërarchie.
P. Albers, S.J. | |
[pagina 61]
| |
de st. jan, kathedrale kerk van het bisdom 's-hertogenbosch.
|
|