De Kaap gewonnen en verloren.
Heel de vijftiende eeuw door togen de Portugeezen op ontdekkingsreizen uit. Steeds verder drongen zij naar het Zuiden door, achtereenvolgens heel de westkust van Afrika ontdekkend.
In den zomer van het jaar 1486 verliet Bartholomeus Diaz met een klein eskader van drie schepen Portugal, om den zeeweg naar Indië, reeds een eeuw lang het doelwit van alle zeevaarders, te vinden. Nadat hij eerst aanhoudend de kust gevolgd was, dwong onstuimig weer hem, in volle zee te sturen. Hier werd hij door een vreeselijken storm overvallen, die de schepen drie dagen lang met groote snelheid in zuidelijke richting voortdreef.
Toen de storm had uitgewoed, trachtte men het land weer te bereiken en stuurde daarom oostwaarts. Maar nadat men reeds lang in die richting gezeild had, lag nog altijd de onmetelijke zee voor hen, ofschoon men naar Diaz' berekening reeds lang de westkust van Afrika had moeten bereiken. Men begreep thans, dat men de zuidpunt van Afrika had omgezeild. zette noordwaarts koers en bereikte weldra weer het vasteland. Verder langs de kust zeilend, ontdekte Diaz de zuidelijke punt van Afrika, waaraan hij, ter herinnering aan de heftige stormen, die zijn eskader bij de heenreis hadden beloopen, den naam van Stormkaap gaf, - een naam, door den koning van Portugal in den vriendelijker naam van Kaap de Goede Hoop veranderd.
Maar al was Kaap de Goede Hoop ontdekt, het duurde lang eer men er aan dacht, daar een kolonie te vestigen. De rijke Indische kusten waren verleidelijker dan de kale, dorre steppen van Zuid-Afrika. De Kaap was meer dan een eeuw enkel een poststation: de vloten, die van Europa kwamen, legden daar hun brieven onder gemerkte steenen neer voor de schepen, die uit Indië terugkeerden, en omgekeerd. Zoo was de Kaap een rustpunt, een ‘halfweghuis’ geworden op den tocht naar Indië.
Eerst in 1652 legde Jan van Riebeek, die de waarde der Kaap voor de scheepvaart begreep, de Nederlandsche Oost-Indische Compagnie plannen voor tot het stichten eener vestiging aan de Tafelbaai. De Compagnie nam het voorstel aan en zond Van Riebeek met drie schepen uit, om de Kaap in bezit te nemen. Van Riebeek had honderd man onder zijn bevelen, bouwde een fort op de plaats van het tegenwoordige Kaapstad en legde zich vooral op het aankweeken der voortbrenselen van den bodem toe.
Langzamerhand zetten zich volksplanters aan de Kaap neer, boeren en handwerkslieden uit Holland en Fransche Hugenoten, die de stamvaders werden van de tegenwoordige Boeren. Anderhalve eeuw bleven de kolonisten aan de Oost-Indische Compagnie onderworpen, die geen zachte meester was, maar een onduldbare tirannie over de Kaapsche Boeren uitoefende, allen vrijen handel verbood en de Boeren dwong, hun koopwaren aan de Hollandsche kooplieden voor vaste prijzen af te staan.
In 1795 stortte met de oude Republiek ook de Oost-Indische Compagnie ineen. Na het uitroepen der Bataafsche Republiek zond de regeering van Engeland brieven, door den prins van Oranje onderteekend, naar de Hollandsche koloniën, waarin den landvoogden werd bevolen, de koloniën onder bescherming van Engelands wapenen te stellen. In de meeste kolonien slaagde de toeleg door middel van de brieven niet, wel in de Kaap de Goede Hoop. Een Engelsche vloot bracht drie regimenten onder bevel van sir Alured Clarke naar de Kaap over, waar de Britsche vlag werd geheschen en in een proclamatie het land tot een gebied der Engelsche Kroon werd verklaard.
In 1796 deed de viceadmiraal Lucas, door de bewindvoerders der Bataafsche Republiek gezonden, een poging om Kaap de Goede Hoop te hernemen, maar in Augustus van hetzelfde jaar moest hij zijn vloot aan de Engelschen overgeven.
Wat admiraal Lucas niet vermocht, dat bewerkte de vrede van Amiens in 1802, waarbij bepaald werd, dat Engeland alle veroverde koloniën, met uitzondering alleen van Ceylon, aan de Republiek teruggaf.
Dit bezit was evenwel niet van langen duur. Reeds in 1803 verklaarde Napoleon weer den oorlog aan Engeland, dat zich dadelijk weer op de herovering der pas teruggegeven bezittingen toelegde, die het allengs alle, behalve Java en een paar andere, in zijn bezit kreeg. Zoo bezweek in 1806 de Kaap de Goede Hoop. In 1814 kreeg Nederland alle koloniën terug, die het den 1sten Januari 1803 had bezeten, maar Kaap de Goede Hoop, Demerary, Essequibo en Berbice (het tegenwoordige Britsch Guyana) bleven voor ons land voorgoed verloren.
Veel Boeren konden het echter met het Britsche bewind slecht vinden en trokken reeds in 1815 de Oranjerivier over, ten einde aan de Engelsche heerschappij te ontkomen. Deze ‘trek’ werd door meer andere gevolgd, die de oorzaak waren van de stichting der Zuid-Afrikaansche Republieken, aan wier zelfstandigheid het vorig jaar na een hardnekkig verzet door Engeland een einde werd gemaakt.