De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet feest van den H. Januarius te Napels.Een ieder heeft wel eens van het wonder van den H. Januarius gelezen, en in den 12den jaargang heeft de Illustratie bij een afbeelding van dat wonder een uitvoerige beschrijving door een ooggetuige gegeven. Het wonder bestaat hierin, dat tweemaal in het jaar - den 19den September, den feestdag van den Heilige, en op den eersten Zaterdag in Mei, wanneer de overbrenging zijner relieken naar Napels gevierd wordt - het in een fleschje bewaarde en gestolde bloed van den H. Januarius vloeibaar wordt. Onder de regeering van keizer Diocletius werd de Heilige veroordeeld om voor de wilde dieren geworpen te worden, maar, toen deze hem geen leed deden, onthoofd. De onthoofding geschiedde in het amphitheater van Pozzuoli. Een vrouw ving het bloed van den Heilige in een fleschje op, en in 314, toen aan de vervolging tegen de Christenen een einde was gekomen, werd het lichaam van den H. Januarius met het kostbare fleschje naar Napels overgebracht. De herinnering aan deze overbrenging wordt iederen eersten Zaterdag in Mei gevierd. Reeds vroeg in den morgen beweegt zich een ontzaglijke menschenmenigte door de oude nauwe en eindelooze straten. Uit alle wijken, de voornaamste zoowel als de armoedigste, stroomt de Napolitaansche bevolking naar den dom. De gelukkigen, die hier een plaatsje kunnen veroveren, zijn van treffende tooneelen getuige. In de kapel van den H. Januarius bidden een menigte vrouwen uit het volk hardop, in afwachting van het vastgestelde uur, waarop de kardinaal wordt afgehaald en de historische processie gevormd. De deputatie van den H. Januarius, die het overige volk voorafgaat, bestaat uit twaalf leden, behoorende tot de hoogste aristocratie der stad: prinsen, hertogen en graven. Onder de ruime gewelven der Kerk stijgen de plechtige gezangen omhoog, en de nu eens klagende, dan geestdriftige rhythmus beweegt zich als een melodieuze golf. Ziehier een strophe van het lied, dat in het Napolitaansche dialect door de menigte gezongen wordt: Sia laudato San Gennaro,
quanta grazia che ci fa;
cu lu sangu e cu la testa
ca ci libera d'a tempesta.Ga naar voetnoot1)
De kardinaal ontvangt de deputatie in de groote Gele Zaal van het aartsbisschoppelijk paleis. De kamerdienaren van den hoogen prelaat, de ceremoniemeesters, de concierges van de gemeente en de Provinciale Staten, de hooge waardigheidsbekleeders der Curie, allen in rijke gewaden, dragen tot den luister der ontvangst bij. Wanneer de deputatie naar de domkerk terugkeert, wordt het beeld van den H. Januarius in feesttooi gestoken en met den rijken purperen en gouden mantel bedekt. Op het hoofd wordt de met edelgesteenten bezaaide mijter geplaatst, en de Heilige omhangen met de rijke halsketen, een geschenk van wijlen koning Humbert. Als de plechtigheid der kleeding ten einde is, wordt de processie gevormd, met de patriciërs aan het hoofd, en verlaat zij den dom, voorafgegaan door een afdeeling der burgerwacht, de congregatie der edelen en den burgemeester of die hem vervangt. De weg leidt naar de historische kerk der H. Clara. Gedurende den tocht laten van de met zijden en fluweelen tapijten in levendige kleuren behangen balkons de jongens en meisjes van iederen rang een regen van bloemen op het beeld van den H. Januarius neerdalen. Het is een hoogst schilderachtig tafereel: de rozen vallen met duizenden neer, terwijl het koor der gebeden ten Hemel stijgt. Een ontelbare menigte verdringt zich in de straten, en bij het voorbijtrekken van het beeld vallen allen, mannen en vrouwen, grijsaards en kinderen op den grond, dien zij bijna met het hoofd aanraken. Is de processie in de kerk van de H. Clara gekomen, dan wordt de lofzang Deus tuorum militum aangeheven. Het oogenblik is plechtig: het wonder der bloedvloeiing zal worden vernieuwd. Op het hoofdaltaar staat het beeld van den H. Januarius, terwijl daarnaast een priester het fleschje met den kostbaren inhoud omhoogheft. De geestelijken beginnen te bidden, terwijl de menigte met luider stem antwoordt. Aller oogen zijn met spanning op het fleschje gericht, tot een geestelijke door met een doek te wuiven het sein geeft, dat de H. Januarius het gebed zijner vereerders verhoord heeft en het gestolde bloed in vloeibaren toestand is overgegaan. Dan barsten allen in gejuich los, overtuigd, dat de voorspraak van den Heilige de goede stad Napels voor rampen zal bewaren. |
|