De Mechelsche kantwerkster.
Naar de schilderij van Alexander Struys.
Bij het voorafgaande, geestig geïllustreerde, opstel over de kantwerksters van Brugge, sluit zich dit huiselijke tooneeltje in de woning eener Mechelsche kunstzuster gevoeglijk aan.
Het eenvoudige vrouwke, dat daar in bescheiden, door een tikje zelfbewustzijn verlevendigde, houding het deskundig oordeel van haar pastoor staat af te wachten, is wezenlijk een kunstenares in het edele, doch inspannende handwerk, over welks eigenaardigheden wij met nauwkeurige volledigheid werden ingelicht in het voorgaande opstel, voor de Katholieke Illustratie bewerkt door een Amsterdamsche Amateurkantwerkster, die de redactie met haar vriendelijke en buitengewoon vakkundige assistentie vereerde.
Onze plaat geeft een aardig kijkje op het eenvoudige, aan arbeid en godsvrucht gewijde, leven der kantwerkster. Uit het raam van haar schamel bovenkamertje ziet ze uit op de stemmige oude stad met haar kerken en torens, waartusschen die der St.-Rombouts-kerk krachtig en stoer tegen de zonnige lucht staat. Het raam is wijd open, licht en lentewind hebben met vogelgefluit en klokkengelui vrij toegang. De waardige pastoor blijkt niet op te zien tegen het lastige trappenklimmen; hij is een liet hebber van het schoone handwerk en bezit een kennis van kant, die menige elegante koopster hem benijden zou.
De eenvoud, waarmee dit vredig geval is afgebeeld, getuigt van den goeden smaak des Vlaamschen kunstenaars, wiens werk op de laatstgehouden drie jaar lijksche tentoonstelling te Gent de eereplaats innam.