[Nummer 3]
Mgr. J. Th. A. Heyligers.
In den vroegen morgen van den 3den Januari overleed plotseling Mgr. Joannes Theodorus Augustinus Heyligers, pastoor der St.-Jacobus-parochie en deken van 's-Gravenhage, kanunniktheologaal van het kapittel van het bisdom Haarlem, geheim kamerheer en huisprelaat van Z.H. den Paus, - in waardigheid een der hoogste, in deugd een der vroomste, aan verdiensten een der rijkste priesters uit de Haarlemsche diocese.
mgr. j. th. a. heyligers, kanunnik, deken en pastoor te 's-gravenhage.
† 3 Januari 1903.
Den 4den October 1832 werd de hoogeerwaarde heer Heyligers te Woudrichem in Noord-Brabant geboren, ontving den 15den Augustus 1860 de H. Priesterwijding en was achtereenvolgens te Leiden en te Haarlem als kapelaan in de zielzorg werkzaam. In 1872 werd Mgr. Heyligers benoemd tot pastoor te Kwadendamme, in 1881 tot pastoor en deken te Beverwijk, in 1889 tot dezelfde waardigheid in de residentie, als opvolger van wijlen Mgr. G.F. Drabbe.
Deze namen en cijfers teekenen den weg, door den hoogeerw. heer Heyligers afgelegd, maar zij zeggen ons niet, met hoeveel ijver en geestdrift hij zich aan zijn herderlijk ambt wijdde, in hoe ruimen zin hij dit opvatte, hoe hij, mijdend feesten en ceremonieele bezoeken, tot zijn laatste levensdagen de trouwe wachter is geweest in de kerk, aan het altaar, op den preekstoel, aan het ziekbed van allen, die zijn hulp noodig hadden.
Kon het anders, dat deze man naar Gods hart een ijveraar was voor het katholieke onderwijs? Op zijn voorstel werd de Cajetanus-vereeniging gesticht, om de gelden bijeen te brengen, die de zeereerwaarde pastoors der residentie zich hadden verbonden aan de St.-Vincentius-Vereeniging uit te keeren voor het onderwijs der arme kinderen. Door zijn toedoen brachten de eerwaarde Zusters van Tilburg de thans bloeiende R.K. Noormaalschool en Kweekschool voor onderwijzeressen tot stand.
Mgr. Heyligers ook stichtte den ‘Vriendenkring van het Allerheiligste Sacrament,’ terwijl hij mede zich wijdde aan het jongste katholieke liefdewerk, het stationswerk tot redding en bewaring der deugd van het meisje.
De voortreffelijke diensten, door pastoor Heyligers aan de zaak der Kerk bewezen, vonden in 1892 hun erkenning in zijn benoeming tot kanunnik en een jaar later in zijn verheffing tot geheim kamerheer van Z.H. den Paus. Bij gelegenheid van zijn veertigjarig priesterjubilé, in 1900, verleende de H. Vader hem de hooge waardigheid van huisprelaat, terwijl H.M. de Koningin door de toekenning van het ridderkruis der orde van Oranie-Nassau bewees, dat ook de burgerlijke overheid de verdiensten van den hooggeplaatsten en toch zoo bescheiden geestelijke wist te waardeeren en te eeren.
Bij de lijkbaar van dezen man van de daad zou een lofredenaar een gemakkelijke en dankbare taak hebben gehad. Maar, geheel in overeenstemming met zijn stillen en bescheiden levenswandel, had Mgr. Heyligers den wensch uitgesproken, dat geen lijkrede zou worden gehouden: in zijn nederigheid vreesde hij den lof der menschen.
Deze wensch werd door den hoogeerwaarden heer Mgr. Spoorman, deken van Delft, die na de plechtige H. Mis van Requiem een korte toespraak hield, geeerbiedigd. Maar niet verzwegen mocht worden voor de geloovigen, dat Z.D.H. Mgr. Bottemanne, Bisschop van Haarlem, pas van een ongesteldheid hersteld en met het oog op het gure jaargetijde verhinderd de uitvaart van zijn ‘hoogvereerden vriend’ bij te wonen, geschreven had: ‘Het bisdom verliest in dien voortreffelijken priester een uitstekend voorbeeld in deugd en heiligheid voor geestelijken en leeken; het bisdom verwierf een heilig voorspreker te meer in den Hemel.’
Dat was de schoonste lofspraak op den hoogeerwaarden overledene, wiens nagedachtenis niet enkel in de residentie, maar ook in wijden kring daarbuiten in eere en in zegening zal blijven.