[Nummer 52]
Moeder en kinderen.
Naar de schilderij van Mevrouw Ronner.
Onze lezers, die het geestige tafereeltje in den vorigen jaargang nog niet vergeten zijn, zullen aanstonds in deze plaat het werk van mevrouw Ronner herkennen; niemand toch heeft zoo vindingrijke fantasie getoond in tallooze varianten op dit aantrekkelijk thema als onze te Brussel wonende landgenoote; niemand haar overtroffen in trouwe wedergave van diverse kattentypen. Want niet alleen in kleur en teekening der zachte vachten, óók in de uitdrukking der droomerige of snaaksche snoetjes verschillen deze huisdieren, en dit verschil is het, wat onze kattenschilderes zoo karakteristiek weet te vertolken op haar studies en schilderijen.
Ik weet niet of mevrouw Ronner zich wel eens met de type ‘straatkat’ heeft bezig gehouden; ik geloof het niet, want op wie zóó artistiek-fijn voelt de bekoorlijkheid, de voorname, ietwat pretentieuze gratie en de kokette kluchtigheid van deze diersoort, moet het gedegenereerde exemplaar wel een allerjammerlijksten, weerzinwekkenden indruk maken.
Stel u voor het lang uitgerekte, magere lijf, de doffe, groezelige, armzalig behaarde vacht, waar de bonkige botten doorheen steken, den dunnen, slierigen staart, de hooge, knokige pooten, de schuwe, loerende tronie van zoo'n schâloos-loopende kat, en vergelijk daarmee het gesoigneerd uiterlijk van Ronner's weldoorvoede en confortabel gehuisveste lievelingen, dan zijt ge 't direct met onze schilderes eens, die geen dier bevalliger vindt dan poesje-in-goeden-doen, maar ook niets terugstootender in de dierenwereld dan zulk een aan lager wal geraakt weelde-beestje.
De katjes op onze plaat behoeft men maar even aan te kijken om tot de overtuiging te komen, dat ze van een uitstekend kosthuis profiteeren, ja, zelfs poesen zijn van zéér deftigen huize. Maar tusschen al het fraais, waaraan ze nu haar speellust vrijelijk uitvieren, hooren ze toch niet, want dan zou er na korten tijd van de mooie meubelen geen stuk ongehavend zijn.
moeder en kinderen, naar de schilderij van mevr. henriette ronner.
Zóó is 't gekomen: de familie is uitgegaan, en de meid, die dol is op een kameraadschappelijk babbeltje aan de voordeur, heeft de keuken verlaten, waar het mandje staat voor poesenmoeder en haar mollig kroost. Van deze gelegenheid nu heeft mama, die evenmin afkeerig is van een verzetje, gebruik gemaakt, om de keukendeur uit en het salon in te sluipen, en de heele stoet natuurlijk haar achterna. Eerst