Bij de Platen.
Een jongensstreek. -
Een kwâjongensstreek durven wij het toch niet goed noemen, wat de bengel achter de heining uithaalt, want sneeuwballen gooien, mits het binnen de perken blijft, is van oudsher tot de aan jongens getolereerde winter-vermakelijkheden gerekend. Een jongen kàn gewoon de sneeuw niet laten liggen, als hij een doelwit ziet, waar hij op mikken kan. En de instrumenten der reizende muzikanten zijn in het onderhavige geval een uitmuntend wit.
Het aardigste van het geval is - voor den jongen natuurlijk - dat de man, wiens vioolkast door een dier verraderlijke projectielen getroffen werd, nijdig den anderen kant uitkijkt, in de meening dat van daar de bal kwam. Daar heeft de deugniet natuurlijk het meeste schik in, en hij is al bezig om een tweede projectiel klaar te maken. Een eerste succes maakt vaak vermetel, en zoo zou het kunnen gebeuren, dat de tweede bal hem op een pak slaag te staan kwam, want de eerste der muzikanten schijnt hem al in het vizier te hebben en zal allicht bereid zijn, de beleediging, zijn kunstbroeder aangedaan, te wreken. Maar een te hard pak slaag heeft de jongen toch niet verdiend.