De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19
(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 405]
| |
bijna de grootte van een volwassen konijn; de op Zanzibar inheemsche komba bereikt die van een eekhorentje, en de kleinste gaat ternauwernood die van een ordentelijke muis te boven. De gewone huidkleur der maki's is geelof bruin-grijs; op den rug, den kop en de zijden gaat die kleur in meer donkere tinten over. Vooral de lange staart is in den regel naar den donkeren kant. De buitengewoon groote, bijna kale ooren zijn nu eens vleeschkleurig, dan aschgrijs. Behalve de groote ooren valt vooral de grootte der dicht bij elkaar staande oogen op. De maki's zijn nachtdieren en slapen, evenals de vleermuizen, overdag. In een of ander schuilhoekje rollen zij zich als een bal op en worden eerst wakker als de avondschemering valt. Zij slaan den staart, die boven den kop ineengerold is, terug, openen de naar binnen dichtgevouwen ooren, wasschen zich en beginnen dan hun nachtelijke werkzaamheden.
ooren-maki's op hun nachtelijke jacht.
Hun roofzucht is zeer groot en ze zijn voor alle kleinere dieren, van den vogel af tot het insect toe, geduchte vijanden. Scherp van gezicht als de lynx, fijn van gehoor als de vleermuis, scherp van reuk als de vos, daarbij slim als de aap van nature is, weten zij hun buit met de meeste zeker- | |
[pagina 406]
| |
heid te bemachtigen, en menige vogel wordt door hun scherpe tanden dood gebeten, zooals onze gravure op blz. 405 te zien geeft. Men vangt den ooren-maki op Zanzibar zonder eigenlijk jacht op hem te maken. Men maakt namelijk van zijn belustheid op bedwelmende dranken gebruik, om hem te lokken. Wanneer de palmwijn wordt bereid, gaat de maki er dikwijls gedurende den nacht op uit, om den zoeten drank te keuren. Hij drinkt dan ook zoo stevig, dat hij dronken van de takken valt. De neger, die 's morgens in de vroegte komt, om het uitgestroomde palmensap te halen, kan den maki zonder moeite meenemen, in een kooi sluiten en op de markt te Zanzibar verkoopen. Ook in de gevangenschap blijft hij een echte fijnproever. Aan water heeft hij een hartgrondigen hekel, aan zoete melk en thee en koffie met suiker went hij zich spoedig. Vleesch van kleine gewervelde dieren blijft zijn hoofdvoedsel; aan zoete vruchten knabbelt hij graag; maar eerst na geruimen tijd gaat hij er toe over, gekookt vleesch te eten. Heeft men hem eenmaal zoo ver, dan kan men hem gemakkelijk naar Europa brengen en daar in de diergaarden in het leven houden. |
|