De nieuwe
Kerk der E.E. P.P. Jesuïeten,
aan de Wijnhaven te Rotterdam.
Een nieuwe kerk in de beteekenis van op nieuwe grondvesten uit nieuw materiaal opgebouwd kan men het bedehuis niet noemen, welks nobele voorgevel rustig en voornaam oprijst tusschen die der burgerlijke koopmanshuizen aan een der minst rumoerige havens van het rumoerig Rotterdam; immers de fundeeringen, zijmuren en een gedeelte van het transept der vóór een veertigtal jaren door Dr. Cuypers gedeeltelijk gebouwde kerk moesten voor de nieuwe worden benuttigd uit - zuinigheid.
Nu is, zooals iedereen weet, Rotterdam een verre van arme stad; er wonen heel wat vermogende katholieken, bekend om hun godvruchtige milddadigheid, maar - in de welvarendste steden wordt veelal de felste armoe geleden, daar weten de eerwaarde geestelijken en hun helpers van te spreken, en zoo kwam het dan ook, dat er voor den luister van dit Godshuis niet zóó flink in de beurs getast kon worden als het kerkbestuur wel gewenscht had.
Alles moest dus op 't goedkoopst worden klaargespeeld, wat voor een architect, vooral voor een jongen, voortvarenden bouwmeester, zooals Jac. van Gils - die er al lang van gedroomd had nu eens een mooi, was 't dan ook nòg zoo klein en eenvoudig, Romaansch kerkje te zetten, inwendig en uitwendig, met meubelen en altaargerief en beschildering zuiver in stijl - lang geen prettige opgaaf is.
Maar de heer Van Gils heeft het aangedurfd; de eerw. heer pastoor en zijn mede-kerkbestuurders hadden vertrouwen in zijn moed en talent, de parochianen deden wat ze konden, - er werd gecijferd en nòg eens gecijferd, gewikt en gewogen en - men waagde het er op.
En Rotterdam's katholieken zijn eenstemmig van meening, dat het gelukt, en de moeilijke oplossing prachtig gevonden is. 't Was dan ook een belangstelling, toen de nobele, uit Bentheimer zandsteen opgetrokken gevel, van de stellingen ontdaan, over zijn gansche oppervlakte te zien kwam. Zoo'n bouw was nog zelden bij nieuwere kerken in ons land aanschouwd: stemmig en statig, rijk van detail-versiering, fraaie harmonie van lijnen, mooi van blanke kleur, vlak, zonder groote indiepingen of sterk vooruitspringende fragmenten, welke in deze omgeving ongewenscht waren, stond daar de kerk als een sieraad en nieuwe aantrekkelijkheid in de aan architectonisch mooi zoo arme stad.
En het inwendige - ja, als er nu maar geld was geweest, èn geen hooge, donkere pakhuispanden, die rondom het licht belemmerden, zoodat de architect zijn zijramen veel te hoog moest aanbrengen en het ronde raam, dat het priesterkoor had moeten verlichten, door twee smalle kleurenvensters moest vervangen. Het orgel kon ook al niet op zijn rechte plaats komen, want dan was ér door de gevelvensters weer geen licht in de kerk gevallen, zoodat het instrument mèt organist en zangers nu op de zijgaanderij aan den Evangeliekant gehuisvest is.
De oude altaren, predikstoel, beelden enz. herinneren ook nog aan het verleden, en waarschijnlijk zijn den parochianen van O.L. Vrouw die pieuze herinneringen niet onlief. Zoo zien we ter weerszijden van het Hoogaltaar de heiligen Ignatius (Evangeliekant) en Aloysius, er boven dat van O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen; aan de Communiebank de kandelaar-dragende Engelen, bij de rechter-abside het veel en vurig vereerde beeld van het H. Hart onzes Heeren, alle geheiligd door de jarenlange godsvrucht der parochianen.
De binnenbouw herinnert aan den ouden basiliekstijl; één enkel schip waarboven een in vakken verdeelde houten zoldering, in een waarvan de Rotterdamsche schilder P.C. de Moor, een fraaie, met den stijl harmonieerende Madonna met Kindje geschilderd heeft.
Wanneer we ons de gansche kerkruimte even schoon beschilderd denken, als waarvan wij een schetsontwerp in het atelier van den bouwmeester bewonderen mochten, dan kan deze nu kaal en ietwat nuchter uitziende kerk een heerlijk effect van statig-strenge heiligheid maken. Moge het den bouwmeester gegeven zijn dit nog eens met eigen oogen te aanschouwen.
X.