Jan Six.
Naar de schilderij van Rembrandt.
Zoo maelt men Six in 't bloeienst van zijn jeught
Verlieft op kunst, en wetenschap en deught,
Die schooner blinckt dan iemands pen kan schrijven,
De verf vergaet, de deught zal eeuwigh blijven.
Voor een tweetal jaren konden we in het Stedelijk Museum te Amsterdam een verzameling schilderijen bewonderen, welke daar tijdelijk was tentoongesteld, wijl het oude familiehuis der eigenaars - de heeren Six - eenige noodzakelijke verbouwing moest ondergaan. Van deze gelegenheid de merkwaardige collectie te bezichtigen, nu ze, in de ruime museumzalen zoodanig geëxposeerd kon worden, dat iedere schilderij naar behooren licht en ruimte kreeg en dus zooveel mogelijk tot haar recht komen kon, werd door velen gebruik gemaakt, want de heeren Six, van ouder tot ouder invloedrijke beschermers en niet zelden beoefenaars van wetenschap en kunst, staan bekend als de gelukkige eigenaars van een aantal uitnemende werken, waaronder het beroemde portret van hun voorvader, burgemeester Jan Six, geschilderd door niemand minder dan Rembrandt van Rijn.
Al ware het voor dit werk alleen, dat de kunstliefhebber zijn schreden richtte naar de beroemde galerij, het genot hadde ruim de moeite geloond, want geen portret herinneren we ons van den grooten meester gezien te hebben, 't welk, in onze waardeering, de beeltenis van Six overtrof.
Toen dan ook de eigenaars de firma Braun, Clément & Co. - welke naar de meesterstukken der voornaamste Europeesche musea en particuliere collecties haar onovertroffen kooldrukken vervaardigt - verlof verleenden, om ook hun collectie door photographische reproductie eenigszins tot gemeengoed te maken, vormden wij aanstonds het plan onzen lezers een plaat aan te bieden naar dit kunstjuweel, welks rustig bezit en voortdurende aanschouwing in deze familie van geslacht op geslacht het verlangen moet hebben wakker gehouden om zich bestendiglijk te richten naar dien hoogeren levensstijl, waarin het voegt de idiëele vreugden alleen waardehebbend voor menschelijk bestaan te achten en dientengevolge geen middel onaangewend te laten om deze voor de nakomelingen ongestoord te bestendigen.
Zoo is het gebeurd, dat het geslacht Six niet deed als zoovelen, die zich in den loop der tijden voor schatten gelds ontdoen van hun kunstschatten, welke de glorie waren der voorvaderen en sinds eeuwen hun leven tot een fraaie en passende omlijsting strekten.
Laten we, geholpen door onze reproductie, allereerst trachten onzen lezers eenig denkbeeld te geven van de uiterlijke qualiteiten van dit levensgroote prachtportret.
Twee kleuren domineeren: rood en grijs, het grijs gaat naar het paarse, het rood is vlammend hel of rossig, naar het gele heen, van een diep-gloeiende fonkeling, die het verheerlijkt tot een visioen van kleur, een oogenlust, waarvan de aanschouwer niet verzadigd raakt. Deze twee kleuren wisselen elkaêr af in rayonnante tegenstelling, reflecteeren elkaêr en lossen in elkaêr op tot een geheel van zwaar-gedragen statie. De mantel, die den regent over den linkerschouder hangt, is van dat luisterrijke, wonderbaar stralende rood, met gouden lussen, die - gelijk op onze plaat duidelijk merkbaar is - er in vlotte, vette vegen dik bovenop liggen, een heerlijk kleureffect teweegbrengend op het brandende mantelrood. Prachtig zijn ook de handen, de linker omkleed met lichtbruin-leêren handschoen, de rechter, die den anderen handschoen houdt, bloot; ze zijn niet geheel en al af, in déze beteekenis, dat elk onderdeel nauwkeurig verantwoord zou wezen; dichtbij gezien zijn ze dan ook niet meer dan vaag wit-grijze en geel-bruine vegen, die zich, als ge enkele schreden achterwaarts treedt, oplossen tot een verrukkelijke kleuren-eenheid, waarin de vormen van hand, manchetten en handschoen duidelijk naar voren komen. Stralend van levenswaarheid en -gloed schijnt daar de prachtkerel u tegen te treden als een mensch van vleesch en bloed, doch niet minder van ziel en geest: een statige magistraat, gereed om stadhuiswaarts te gaan. Onder den zwarten slaphoed komt de kloeke kop met de rossig-bruine, kroezelige lokken, lichtelijk gereflecteerd door den witten halskraag, sprekend en energisch uit. Het is een geheel van wonderbare volmaaktheid; geen werk, welks onderdeelen, met bedachtzame wijsheid samengevoegd, en met aandachtigen eerbied voor elk detail uitgevoerd, de in rag-fijne volledigheid uitgesproken aandoening geven van een ingetogene kunstenaarsziel, waarvan ge geniet met kleine teugjes, elk detail proevend, elke fijnheid waardeerend, als bij
de schilderingen onzer primitieven; maar een dat u aangrijpt, zich plots van u meester maakt, ziel en zinnen gelijkelijk aandoend met overweldigende weelde. Ge voelt, dat ge, stil-bewonderend, leeft met geheel uw wezen, zóó diep, als slechts zelden u gebeuren mag; dat de meester, door de macht van zijn genie, u in één sidderende vaart heeft opgevoerd tot het niveau van zijn hoog-leven, waar ziel en zinnen volle bevrediging vinden in een sublieme harmonie, uit wier evenwichtige gestaagheid, gesteund door gelijkwaardige techniek, de kunstwerken geboren worden, welke wij als geniaal te eeren plegen.
BERGAF MET DE SLEE,
naar de opname van een amateur-photograaf.
Het is geen in veelheid van woorden naar buiten dringend enthousiasme, dat ons voor dit portret bevangt, maar een voldaanheid van heel ons wezen, een verrukking, die woordeloos is, wetend, dat zij nu noch immer zal vermogen uit te spreken het mysterie dezer volmaakte kunst en slechts in Vondel's diepst-vlammende klankvisioenen gelijkwaardig verwoord vinden kan wat haar met sprakeloosheid slaat.
We weten niet, of deze Jan Six, Amsterdamsch magistraat, vriend van Rembrandt en Vondel beiden, een imposante verschijning was; het is Rembrandt, die zóó onsterfelijk hem leven deed; die niet schilderde het uiterlijk alleen van den man, die voor hem zat, maar het beeld, dat naar aanleiding van zijn model te leven kwam in zijn welige fantasie; het zielewezen, in één genialen greep samengevat, en weergegeven met een zoo aarzellooze zekerheid en koninklijk machtsbewustzijn als nooit de hand eens kunstenaars bestuurde.
Vlug, in één verrukkingsroes moet het magistrale werk zijn tot stand gekomen, en, terwijl hij het licht-stralende wonder worden voelde onder zijn handen, moet de meester een weelde gesmaakt hebben, waarbij alle spijtgevoel over geleden miskenning onwezenlijk werd, als wegvloeiend uit zijn ziel, van goddelijke inspiratie verzadigd. Wie dezen man in de geheimzinnig starende oogen zag, hem zal de pracht der aandoening, waaruit Rembrandt's kunst geboren werd, een vreugde geven, wier herinnering hij meeneemt in het leven als van het heerlijkste, wat ooit deze aarde hem te doen vermocht.
M.V.