zwart-marmeren steen vervangen werd. Een eeuw geleden, bij den grooten brand der kerk, werd ze vervangen door een steen, die in onze dagen daar nog nederligt.
Terwijl men met den rug naar den ingang der kerk knielt vóór dezen steen, ziet men aan zijn rechterkant, in de onmiddellijke nabijheid, den vloer der kerk plotseling eenige meters hooger liggen, zooals men dit bij ons in sommige kerken met hooger gelegen priesterkoren zien kan, waaronder crypta's gebouwd zijn. - De St.-Antoniuskerk te Rotterdam en de St.-Servaaskerk te Maastricht geven hiervan een voorbeeld. - Maar terwijl men tot deze hooger gelegen priesterkoren opklimt langs een breede trap, die recht vóór het verheven priesterkoor gebouwd is, klimt men hier naar boven langs een smalle trap, die in een hoek dwars voor de hoogte ligt. Deze trap hier heeft 24 treden en langs deze treden komt men in de kapel der kruisiging dus op de hoogte van Golgotha. De hoogte van Calvarië waar het Kruis van Christus stond was dus in 't geheel niet een berg, zooals wij gewoon zijn ons dien voor te stellen, omdat wij spreken van Calvarieberg, maar slechts een hoogte, waarvan men het hoogste punt door middel van 24 treden bereiken kan.
een vrouw van palestina, reizend op een ezel.
In deze kapel der kruisiging ziet men terstond op den achtergrond twee altaren, waarvan het eene een groot en rijk kruisbeeld, met de groote figuren van Maria en Joannes er naast, laat zien en het andere van veel eenvoudiger vorm is en armer. Het eerste en voornaamste behoort aan de schismatieke Grieken, en door geen Roomsch priester mag daarop de Mis gelezen worden. Het tweede is van de katholieken en is gezet op de plaats waar de Moeder des Heeren stond aan den voet van het kruis.
Naast deze hoog gelegen kapel met haar twee altaren ligt een andere, bijna even groot, waar men door een open travée - een open plaats tusschen twee kolommen - binnen gaat. Ook in deze kapel zijn wederom twee altaren, waarvan het eene op dezelfde lijn als de twee vorige staat en het andere, recht tegen de travée over, in een afzonderlijken hoek is neergezet. Het eerste altaar staat op de plaats waar Christus aan het kruis genageld werd; het tweede daar waar de Moeder van Smarten het lijk van haar Zoon op haar schoot ontving. Beide altaren zijn het eigendom der katholieken.
Op een dezer altaren de Mis te lezen zal, dunkt mij, wel het ideaal voor elken priester blijven.
De, eenheid van het Misoffer met het Kruisoffer zit er diep bij ons in. Het weten, dat mijn Mis, die ik als priester opdraag, niet anders is dan een voortzetting van het Kruisoffer, dat er slechts een onderscheid in den vorm tusschen beide bestaat, dat het Misoffer onbloedig en het Kruisoffer bloedig is, dat het Misoffer alleen genaden uitdeelt, maar niet verdient, is oorzaak, dat er voor den priester geen plek der wereld zijn kan waar zijn devotie onder het lezen van de Mis sterker gedragen wordt en meer opbloeit in een hooge en breede bladerenkroon, waar hij zich tevens meer één voelt met den eenen Hoogepriester, die Offeraar en Slachtoffer tevens is en dat ook de leek, die in dit alles gelooft, bij de Mis daar opgedragen, zal meenen tegenwoordig te zijn bij het eenmaal op bloedige wijze gebrachte offer, toen de Zoon van God daar op Zijn kruis, om de zonden van Zijn volk geslagen, na naamloos lijden het hoofd boog en stierf.
Onder de tombe van het Grieksche altaar ziet gij een gat met een zilveren rand waarin het kruis heeft gestaan en een weinig hooger achter een gordijn van damast kunt gij met uw handen voelen een gaping, een klove in het stuk rots, dat gespaard gebleven is en waarvan men zegt, dat ze is een overblijfsel, tot den dag van heden getuigenis afleggend, hoe bij den dood van Christus de rotsen scheurden.
De Christus aan het kruis met Maria en Joannes daarnaast zijn levensgroot en een werk van Byzantijnsche kunst, zooals de Russische Kerk daarvan de overlevering bewaart. Voor ons, mannen van het Westen, zijn ze wel wat bont gekleurd en wat te veel opgesmukt, maar uit de beelden spreekt toch een diep religieus gevoel en krachtig zijn ze ook. Daar zit sentiment in, maar geen sentimentaliteit, die wij tot onze ergernis zoo dikwerf terugvinden in de heiligenbeelden uit fabrieken van kerkengoed, naar onze kerken overgebracht voor duren prijs.
Hoe arm overigens is de Kruisberg aan kunst, en de altaren der Latijnen met hunne zwakke schilderingen en smalle, magere slingers van gemaakte blaadjes en gemaakte roosjes, alles van papier, geven nu juist geen hoog denkbeeld van smaak en gevoel onder deze Christenen van het Westen. Op die heilige plaats is de versieringskunst wel aan den arbeid om alles te ontsieren naar hartelust.
Maar zwijgen wij hierover, want niet om de kunst, maar uit godsvrucht zijn wij gereisd naar het H. Land, en het is toch ook uit godsvrucht, dat de eerwaarde bewaarders der heilige plaatsen ze opsieren naar hunnen smaak, die wel nooit de onze worden zal.
Wat wij tot nu toe gezien hebben behoort niet tot de eigenlijke H.-Grafkerk. De hoogte van Calvarië was voorheen onder een afzonderlijke kerk gebracht, gelijk eens boven de plaats der zalving een op zich-zelf staande kapel was opgebouwd. Eerst door de kruisvaarders werden ook deze twee geheiligde plaatsen onder eén dak met de H.-Grafkerk getrokken.
Als wij nu wederom de hoogere kapel van Calvarië langs dezelfde trap van 24 treden verlaten en voorbij den steen der zalving een weinig voortloopen, komen wij binnen den grooten, hoogen koepel, waaronder wij een langwerpig-vierkant gebouwtje zien staan, waarvan de teekening en versiering u dadelijk zeggen, dat het van Russischen oorsprong is. Dien Russischen vorm heeft het gekregen na den brand, die hier veel wat oud was vernietigde en plaats had in het jaar 1808, toen de Westersche volkeren wel wat anders te doen hadden, dan zich te bemoeien met het heiligdom van Jerusalem en zij krachteloos stonden tegen het ingrijpen van Rusland bij de herstelling van het gebouw.
De hooge koepel, eene restauratie van 1868, wordt gedragen door achttien pijlers, waartusschen overal twee boven elkander liggende nissen laten zien, dat er voorheen achter de pilaren twee galerijen waren. In het midden van het gewelf is een opening en de middellijn van den ronden koepel is 22 meters lang.
Het langwerpig-vierkant gebouwtje, van een vorm en met een versiering, die u terstond aan Russische kerken denken doet, en dat midden onder den koepel staat, omsluit het H. Graf. Het heeft een lengte van acht bij een breedte van zeven meter en loopt van het oosten naar het westen. De buitenwand er van is van porphyr. Het H. Graf is veertig meter verwijderd van de plaats, waar eenmaal het kruis op Calvarië stond.
De voorgevel van dit gebouwtje, aan den oostkant gelegen, heeft wel iets van een Romeinsche zegepoort, waarvan de vier kolommen, die het dekstuk dragen, een gedraaiden vorm hebben en van rooden landsteen zijn. Boven om het gebouwtje heen loopt een balustrade met korte, kleine kolommetjes, terwijl in het midden boven het dak uit een torentje steekt van een vorm dien Russische kerktorens hebben.
Boven den ingang is een half verheven beeldhouwwerk en daarboven wederom een schilderij - deze laatste ook blijkbaar van Russische afkomst - die beide de Verrijzenis van Christus voorstellen. Met drie altijd brandende lampen is de gewone versiering voltooid. Vóór den ingang staan twee steenen banken, die als twee dammen van steen den ingang schijnen te beveiligen. Groote, dikke kandelaars staan er bij.
Gaat men door den niet hoogen ingang binnen, dan komt men in twee kleine bijna vierkante kamers, van elkander gescheiden door een zeer lage opening. De eerste kamer draagt den naam van Kapel des Engels, omdat daar de Engel aan de H. Vrouwen boodschapte, dat de Zaligmaker verrezen was. Deze kapel, slechts drie en een halven meter lang en bijna drie meter breed, heeft in haar midden een voetstuk staan, waarop in een wit-marmeren rand een stuk van den steen bewaard wordt, die eenmaal het Graf van Christus heeft afgesloten.
Door een zeer laag en smal poortje - het dingetje is slechts 1.33 hoog en 0.66 breed - komt men in de tweede kamer, die nog kleiner dan de eerste is. In de vier hoeken er van ziet men vier zwakke pijlers. De wanden van deze kamer zijn met platen van marmer belegd, daarachter is nog de