Verleden en heden.
In vredestijd militaire wachtposten langs de grenzen is een toestand, als, in Europa, alleen op het Balkan-schiereiland denkbaar is. Officieel leven de sultan en de potentaten der Slavische rijken op het schiereiland in vollen vrede, maar het is, zooals de Franschman dat noemt, een vrede à couteaux tirés. Indien Bulgarije, indien Griekenland, indien Servië, indien Montenegro er de kans schoon toe zien en de groote mogendheden er geen stokje voor steken, zullen ze met genoegen den ouden strijd met den Turk heropenen.
Voor het oogenblik is daar evenwel geen denken aan; niet omdat de mogendheden, die op het Balkan-schiereiland zoo ongeveer de rol van voogden vervullen, den Grooten Heer bijzonder genegen zijn, maar omdat onderlinge naijver ze tot het handhaven, voorloopig althans, van den statu quo noopt.
Rusland houdt het oog op Constantinopel, Oostenrijk op Saloniki gevestigd, terwijl Italië op Albanië vlamt. Ook de andere groote mogendheden zouden vermoedelijk, wanneer het laatste overschot van den buit moest worden verdeeld, meer dan belangstellende toeschouwers zijn.
Waarborgt de naijver der mogendheden voor het oogenblik den officieelen vrede, hij kan niet beletten, dat middelerwijl binlandsche woelingen voortwerken. Misschien begunstigt hij die wel.
Wat hiervan zij, in den laatsten tijd leggen de Macedoniërs bijzondere roerigheid aan den dag, zeer tot ongenoegen van den Grooten Heer te Constantinopel, die bij ervaring weet, dat dergelijke verzet-pogingen het sein kunnen zijn tot ernstiger dingen.
De Groote Heer.... Deze titel klinkt als een bespotting, wanneer men denkt aan de schaduw van macht, die de sultan thans meer bezit; wanneer men bedenkt, hoe hij heeft moeten gedoogen, dat telkens nieuwe stukken van het eens zoo uitgestrekte en machtige Osmaansche rijk werden afgescheurd, en in gestadigen angst leeft, dat ook het overschot hem zal worden ontnomen.
Indien een Soliman de Groote, die de groene vaan van den Profeet zegevierend deed wapperen op de slagvelden van Hongarije, thans kon terugkeeren, hoe verbaasd zou hij zijn, zijn nakomeling den khalief niet enkel ‘Griekschen wijn met Franken’ te zien drinken, maar hem te zien beven voor een oproerige beweging van een handvol Macedoniërs, Albaneezen of Epiroten.
Het Osmaansche rijk vóór driehonderd jaar of nu, welk een verschil! Toen omvatte het - afgezien van het reusachtig gebied in Azië en Afrika - niet enkel het geheele Balkan-schiereiland, maar een groot deel van Hongarije, Zevenbergen, de Boekowina, Podolië, Oekraine en de Krim, verder Mingrelië en Georgië in den Kaukasus. Thans bepaalt het zich tot een betrekkelijk klein gedeelte van het schiereiland, van alle zijden omringd door naburen, die het ontbindingsproces van het Turksche rijk nog trachten te verhaasten.
Trapsgewijze is Turkije van de hoogte der macht, waarop het eenmaal stond, gekomen tot den staat van vernedering, waarin het zich thans bevindt. Rampspoedige oorlogen in de achttiende eeuw met Oostenrijk en Rusland dwongen het achtereenvolgens tot den afstand van alle veroveringen buiten het schiereiland. Doch over het schiereiland zelf was het bij het begin der negentiende eeuw nog heer en meester. Alleen het kleine Montenegro - toen veel kleiner nog dan thans - was onafhankelijk: de woeste en onverschrokken bewoners van het land der Zwarte Bergen had de Turk nooit ten volle kunnen onderwerpen. Ook Moldavië en Wallachije in den uitersten Noordhoek werden door hospodars bestuurd, maar dezen stonden onder de souvereiniteit van den sultan.
In de negentiende eeuw begon al spoedig de verbrokkeling van het Turksche rijk, de afscheuring van het eene lid na het andere. Het eerst kwam de Servische vrijheidsoorlog. De Janitsaren werden uit het land verdreven en in 1807 Belgrado stormenderhand ingenomen. Milosj Obrenowitsj werd vorst van Servië, maar aan den sultan moest een jaarlijksche schatting worden betaald en Turksche troepen lagen in de voornaamste vestingen in garnizoen. De volle onafhankelijkheid zou eerst later verworven worden.
In 1821 brak een opstand in Morea uit en reeds het volgende jaar viel Athene bij capitulatie in handen der Grieken, die, onder aanvoering van Maurocordatos, Ypsilantis, Miaulis en andere helden, en door vrijwilligers gesteund, overwinning op overwinning behaalden. Een vrij en souverein Griekenland was de vrucht van dezen opstand.
De Krim-oorlog, waarin Turkije door de westersche mogendheden tegen Rusland gesteund werd, kwam den sultan niet op afstand van grondgebied te staan, maar de zelfstandigheid der Donau-vorstendommen met hun schatplichtigheid aan de Porte werd bij den vrede van Parijs gewaarborgd. In 1859 kozen de wetgevende vergaderingen der beide vorstendommen kolonel Coesa tot vorst, die te Constantinopel door den sultan in zijn tweevoudige waardigheid bevestigd werd.
Het eerst van allen maakte nu weer Servië het den Grooten Heer lastig. De Turksche troepen, die er in garnizoen lagen, hadden het hard te verantwoorden, en de eene vesting na de andere werd ontruimd, totdat in 1867, op aandringen van den Oostenrijkschen minister von Beust, de laatste Turksche troepen het grondgebied van Servië ontruimden. Alleen de Turksche vlag, die naast de Servische van de citadel te Belgrado wapperde, was het eenig zichtbare teeken van des sultans suzereiniteit.
Doch hiermee waren de Serviërs niet tevreden. In 1876 ontstond er een panslavistisch oproer in de Herzegowina. Servië steunde de opstandelingen en verklaarde Turkije den oorlog, in de hoop Bosnië en voor vorst Milan den koningstitel te verkrijgen. Maar de Serviërs leden een volkomen nederlaag, de Turken drongen in het hart des lands door, en alleen een dreigend telegram van czaar Alexander II aan den sultan behoedde Servië voor den ondergang, dat zich gelukkig mocht achten, bij den vrede den statu quo ante hersteld te zien.
In 1877 brak de geweldige Russisch-Turksche oorlog uit, waaraan al de Slavische volken op het Balkan-schiereiland deelnamen. Roemenië verklaarde zich volkomen onafhankelijk van Turkije en hield met betalen van schatting op. Vorst Milan van Servië en vorst Nicolaas van Montenegro kozen de zijde van Rusland, terwijl ook in Bulgarije en Bosnië de Christenen naar de wapenen grepen, om tegen de Mohammedanen te strijden.
Ondanks de heldhaftige dapperheid der Turken en de groote veldheerstalenten van aanvoerders als Soeleiman-pasja en Osmanpasja, bleef de zege aan de overmacht, en toen in Januari 1878 de Russen Adrianopel innamen en tot bij de poorten van Constantinopel doordrongen, was alle verder verzet nutteloos.
De vrede van San Stefano en het hierop gevolgde Congres van Berlijn brachten aanmerkelijke wijzigingen in de kaart van Turkije. De noordelijke grenzen van Griekenland werden ‘verbeterd’; Montenegro verkreeg een vergrooting van grondgebied; Servië en Roemenië werden geheel onafhankelijk en verwierven eveneens een uitbreiding van hun gebied; een onafhankelijk vorstendom Bulgarije werd gevormd, en Bosnië en de Herzegowina werden door Oostenrijk bezet, wat zij op het huidige oogenblik nog zijn.
Na het Congres van Berlijn heeft de sultan nog tweemaal een provincie moeten afstaan. In 1885 brak te Philippopel een opstand uit, de Turksche gouverneur werd gevangen genomen, en een groote volksvergadering proclameerde de vereeniging van Oost-Roemelië met Bulgarije. De vorst van dit land, Alexander van Battenberg, kwam uit Sofia naar Philippopel en nam aanstonds de regeering over Oost-Roemelië of Zuid-Bulgarije op zich. De Porte protesteerde wel, maar zij moest toegeven.
Deze machtsuitbreiding van Bulgarije maakte den naijver van Servië en Griekenland gaande. Dit laatste land verlangde Macedonië en Kreta, maar de sultan weigerde ditmaal vlak-af en de groote mogendheden ondersteunden zijn weigering, zoodat Griekenland met leege handen naar huis werd gestuurd. Servië eischte het tot Bulgarije behoorende Oud-Servië terug en verklaarde dit land, toen vorst Alexander weigerde, den oorlog. Reeds den volgenden dag trokken de Servische troepen de Bulgaarsche grenzen over en rukten zegevierend verder. Vorst Alexander kwam uit Philippopel toegesneld, stuitte den zegevierenden marsch der Serviërs, versloeg hen bij Slivnitza, joeg hen voor zich uit, drong Servië binnen en nam stormenderhand Pirot in. In veertien dagen tijds waren de Serviërs overwinnaars en overwonnenen. Op de bedreiging van Oostenrijk, dat, indien het Bulgaarsche leger verder rukte, de Oostenrijksche troepen Servië zouden te hulp komen, gaf vorst Alexander bevel, de vijandelijkheden te staken. Bij den vrede te Boekarest in Maart 1886 behield ieder wat hij bezat.
Nog versch in ieders geheugen ligt de Grieksch-Turksche oorlog, waarin Griekenland het onderspit dolf, maar als gevolg waarvan de sultan toch het eiland Kreta moest afstaan, dat thans door den Griekschen prins George als gouverneur bestuurd wordt, in afwachting dat het te eeniger tijd met Griekenland zal worden vereenigd.
Thracië, Macedonië, Epirus en Albanië, dit zijn de bestanddeelen van het tegenwoordige Turksche rijk, armzalig overschot van het eens reusachtige gebied. En zelfs van het zoodanig verminkte rijk is den sultan niet het rustige bezit verzekerd. Overal heerscht een geest van ontevredenheid en verzet, die voortdurend nieuw voedsel vindt in het schromelijk wanbestuur der Turken. Ware het niet, dat de naijver der mogendheden de volledige ontbinding van het rijk vertraagde, reeds lang had de Groote Heer den zetel zijner regeering van den Europeeschen naar den Aziatischen oever van den Bosporus moeten overbrengen. In ieder geval is dit laatste slechts meer een kwestie van tijd.