De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19
(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNo. 1.Gloria in excelsis Deo!
Eer aan God in den hoogen hemel,
Lof en dank in eeuwigheid!
Uit ons menschelijk gewemel
Schittert hel Zijn heerlijkheid.
Hij vormde den mensch uit het slijk der aard,
Boetseerde uit leem zijn leest,
Maar heeft hem het hoogste niet gespaard:
Hij blies in het stof beeld zijn geest.
En de adem der Godheid bezielt den mensch
Tot godlijke dadenkracht.
In heilige aandrift, wil en wensch,
Blijkt de stervling van Gods geslacht.
| |
No. 2.Eén vonk van 't godlijk liefdevuur in 't harte
Des jonkmans opgevlamd tot heeten gloed,
Wijdt tot Apostel hem, die doodsgevaren tartte
Met martelaren-heldenmoed.
Op het voetspoor van Hem, die voor ons werd geboren
Om de zielen te winnen, in zonde verloren,
Verlaat hij moedig het vaderhuis
En doorzwerft verre landen, in de hand het kruis.
De volken in schaduw des doods gezeten
Doet hij de boodschap des levens weten.
Hij gaat als de Meester, wiens woord hij verkondt,
Al weldoende rond.
En waar hij den voet zet, ontluikt op zijn schrede
De bloem van zaligen Christenvrede.
Quam pulchri super montes pedes annuntiantis et praedicantis pacem: annuntiantis bonum, praedicantis salutem.Ga naar voetnoot1) O voeten moe gezworven,
Bij tochten lang en bang,
Op 't steenig pad doorkorven,
Hoe lieflijk is uw gang!
Gij draagt des kruises zegen
Door woud en over rots.
Gegroet op al uw wegen,
O liefdeboden Gods!
| |
[pagina 316]
| |
MGR. M.J.A. LANS,
Warmond. MGR. A.J.F. MUTSAERS,
Haaren. DR. IGN. A. VAN OS,
Rijsenburg. MGR. J.J. HOPSTAKEN,
Hoeven. MGR. P.J. HOEFNAGELS,
Roermond. | |
[pagina 317]
| |
DE HAGELSTORM IN KENT (ENGELAND), NAAR EEN TEEKENING VAN ENOCH WARD.
1. Ontbladerde tak van een appelboom. 2. Een stuk van een heg, weggeslagen door een aanbruisenden waterstroom. 3. Wagens, die met de uiterste inspanning door een laag hagelsteenen ter hoogte van drie voet worden voortgetrokken. | |
[pagina 318]
| |
No. 3.Verbaasd aanschouwen de Heidenlanden
Het werk van zijn Godgewijde handen.
Verrukt zien zij de tempels rijzen,
Waar dankbre vromen Gods goedheid prijzen;
Den hongrenden breken 't levensbrood,
Den wees geopend een moederschoot,
Verlaatnen ontsloten een vaderhuis, -
En zij kussen 't zegenbrengend kruis.
O crux, ave, spes unica,
Gentis redemptae gloria,
Piis adauge gratiam,
Reisque dele crimina.Ga naar voetnoot1)
O kruis besproeid met Jesus' bloed
Onze eenge hope, wees gegroet!
| |
No. 4.Maar de Booze, onverzoenlijke vijand van 't goede,
Verwekte in helsche woede
Den storm, die de tempels schudde.
O God! de wreede wolf bespringt
De weerlooze opgejaagde Christenkudde,
Die rond haar Herder siddrend samendringt.
De goede herder geeft het leven voor zijn schapen.
Pal staat hij met het kruis als eenig wapen.
‘Gij gaat, ik blijf,’ dus spreekt in doodsgevaar
De trouwe bisschop tot zijn priesterschaar.
Gelijk de Meester, stervend aan het hout der schand,
Geeft hij gelaten zich in beulenhand,
En 's Heilands woord, gepredikt met den mond,
Bezegelt hij met bloed uit wreede wond
Bij wond gedropen.
Video coelos apertos, et Jesum stantem a dextris virtutis Dei: Domine Jesu, accipe spiritum meum, et ne statuas illis hoc peccatum.Ga naar voetnoot2) | |
No. 5.Nu gaat de gouden hemel open
En Jesus, staande aan 's Vaders rechterhand,
Van 't glorierijk Apostelkoor omgeven,
Wenkt hem ten eeuwgen leven
In 't hemelsch Vaderland.
Het witgekleede heir der martelaren
Komt hem met groene palmen wuivend tegemoet.
Belijders, maagden, aller hemelingen scharen,
Zij bieden opgetogen hem den welkomstgroet.
Gods englen stekend juichend hun bazuinen,
De azuren bogen davren van geschal.
Eén groote jubel vaart door Edens tuinen
Bij klank van gouden harpen zonder tal.
En Stephanus, de prins der bloedgetuigenschaar,
Omhelst den nieuwen martelaar.
Nijmegens Schutspatroon
Reikt aan Nijmegens Zoon
De rozen-martelkroon.
|
|