De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19
(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
[Nummer 40]HET MONUMENT VOOR MGR. HAMER EN GEZELLEN TE NIJMEGEN.
Naar een photographie van P.H. Kouw, te Nijmegen. | |
[pagina 314]
| |
De Nederlandsche martelaren van Chineesch Mongolië
| |
[pagina 315]
| |
hart de trilling van ontroering gaan, als hoorden zij van de smartelijk bevende lippen de aandoenlijke afscheidswoorden: ‘Neen, ik blijf hier alleen. Gij zijt mij door uw gelofte tot gehoorzaamheid verplicht: gaat, mijn kinderen, God zij met u.’ Thans moest het beeld in brons worden gegoten, hetgeen werd toevertrouwd aan de vermaarde Bronsvennootschap te Brussel, onder bestuur van den heer Charles de Coene, uit wier werkplaatsen reeds zoo menig monumentaal stuk werk is voortgekomen. Ondertusschen werden te Nijmegen de werkzaamheden aangevangen voor het voetstuk, dat volgens teekening en onder leiding van den bouwmeester Jan Springer uit hardsteen opgebouwd en versierd zou worden met de in half-verheven beeldwerk uitgevoerde portretten der drie gezellen van Mgr. Hamer, eveneens door Bart van Hove, naar de laatste portretten, alzoo in hun Chineesche missionarisdracht, naar het getuigenis hunner kennissen bijzonder gelijkend gemodeleerd. De Gemeenteraad van Nijmegen had, op verzoek van het Hamer-Comité, voor de plaatsing van het monument de mooiste plek van het mooie Nijmegen afgestaan, namelijk aan het Keizer-Karelplein, aan den ingang der Molenstraat, waarin Mgr. Hamer geboren was en waarin nog zijn broeders en zusters woonden. Op den dag dat, in tegenwoordigheid van het Hamer-Comité en verschillende afgevaardigden der sub-comité's de oprichtingsoorkonde plechtig in het voetstuk werd besloten (9 Sept.) ging een dier broeders, de vrome en voor alle goeds steeds ijverig werkzame Gerardus Hamer, op 75jarigen leeftijd zich in den hemel met den martelaar vereenigen.
***
Den 28en September was eindelijk de lang verbeide dag aangebroken, waarop het trotsche gedenkteeken zou worden onthuld. Het was tevens de 3e Diocesane Katholiekendag van het bisdom 's-Hertogenbosch, waarop al wat in het diocees aan de katholieke actie deelneemt in de oude keizersstad zou samenstroomen: het was dus de aangewezen dag voor de huldiging der vier Nederlandsche martelaren, allen uit het bisdom van Den Bosch geboortig. Maar niet alleen uit het bisdom, neen uit alle oorden des lands kwam men naar Nijmegen getogen om van die huldiging getuige te zijn en er zijn deel aan te hebben. Nooit te voren had misschien de oude en toch zoo jonge stad op één dag zooveel vreemde bezoekers binnen haar muren gezien. Ze had zich in rijken vlaggendos gestoken en vooral de omgeving van het monument bood een feestelijken aanblik. Daar had de Canisius-Congregatie een reusachtige Chineesche eerepoort opgericht, en slingers van levend groen, aan hooge masten met wapperende vlaggen en rijkgevulde bloemkorven opgehangen, omgaven het terrein, bestemd voor degenen, die van nabij de onthullingsplechtigheid zouden bij wonen. De genoodigden van het Hamer-Comité, waaronder de voormalige minister-resident in China, dr. Knobel, waren des morgens afzonderlijk begroet door een gulhartelijke welkomstrede van Prof. J.V. de Groot. Een optocht, waaraan een dertigtal katholieke vereenigingen met ontplooide vanen en banieren, en zes muziekkorpsen deelnamen, trok, voorafgegaan door een Eerewacht te paard, uit de bloem der Nijmeegsche jongelingschap gevormd (eere-commandant A. baron van Rijckevorsel, commandant Emile Dobbelmann, onder-commandant G. Möller, vaandrig J.B.L. Wildenbeest), naar het feestterrein, rijke bloemkransen dragende om die straks aan den voet van het standbeeld neer te leggen. Daar aangekomen, schaarde de eindeloze stoet zich in twee rijen aan weerszijden van het nog omhulde monument. Ook de Eerewacht, na eerst Mgr. Van de Ven afgehaald te hebben, stelde zich met haar schitterende banier, ter eene zijde Nijmegens dubbelen adelaar, ter andere zijde het wapen van Mgr. Hamer voerende, aan weerszijden van het voetstuk op. Daarvóór een allerbevalligst tafereel: vier en twintig in 't wit gekleede, met purperen bloemen bekranste maagdekens, korfjes dragende met roode, witte en paarse bloemen, en zes knaapjes, rijk als Chineezen uitgedost, met groene palmtakken in de handjes. Onder de jubelende tonen der Bisschop-Hamer-Cantate, onder leiding van den toondichter Albert Roothaan zelf uitgevoerd door een koor van meer dan driehonderd mannen en driehonderd vijftig knapen, viel het omhulsel en opgetogen aanschouwden de duizenden, rondom het monument vereenigd, met ontblooten hoofde het beeld van den Bisschop-martelaar, in den matten glans van het koninklijk brons, hoog op zijn arduinen voetstuk pralend, helder afgeteekend tegen de blauwe lucht. Het machtige woord van dr. Schaepman voerde de geestdrift, door den feestzang gewekt en door den aanblik van het beeld aangevuurd, ten hoogen top. Na de overdracht aan het Gemeentebestuur, bij monde van den grijzen voorzitter van het Comité, dr. J.P. St. Berends, ving de algemeene huldiging van den Bisschop-martelaar aan. Namens het Hamer-Comité hing mr. J.F.A.M. Wierdels aan het voetstuk den eersten krans; de Eerewacht volgde, daarna kwamen de cursusgenooten van Mgr. Hamer en de onderscheiden corporaties hun kransen aanbieden, zoodat weldra het voetstuk onder bloemen begraven was. De krans van het Genootschap der H. Kindsheid werd - treffende bijzonderheid! - aangeboden door drie knaapjes, Henri Hamer en Ferdinand van Crimpen, neefjes en de laatste petekind van Mgr. Hamer, en door Eugène Vissers-Jaspers, neefje van den martelaar, pater Jaspers. De vier en twintig maagdekens, die zich in den vorm der letter H voor het beeld geschaard hadden, plaatsten haar bloemkorfjes op de laagste trede van het voetstuk en de Chineesjes legden hun palmtakken kruiselings daartusschen. De vaandragers der onderscheiden vereenigingen trokken inmiddels langs het beeld en bogen of wuifden in het voorbijgaan met hun banier als een hulde aan den verheerlijkten Martelaar. De duizenden toeschouwers verdrongen elkander om het beeld van nabij te beschouwen. Er was maar één roep over het meesterstuk van den kunstenaar. En inderdaad, edel en slank, met vorstelijke waardigheid verheft zich het beeld opzijn forsch belijnd, rijzig voetstuk. Op de voorzijde van het voetstuk leest men het opschrift: DE NEDERLANDSCHE MARTELAREN VAN CHIN. MONGOLIË GEHULDIGD DOOR HET VADERLAND Z.D.H. Mgr. FERDINANDUS H. HAMER bisschop van Tremithe apost. vic. van Z.W. Mongolië geb. 21 Aug. 1840 te Nijmegen † 25 Juli 1900 bij To'tch'eng.
Wat lager is een palmtak, als zinnebeeld van het martelaarschap aangebracht, met de eeuwig gedenkwaardige woorden: Ik blijf. Gaat mijne kinderen, God zij met u. De drie zijden dragen de prachtig geslaagde, sprekend gelijkende portretten in bronzen bas-relief van Mgr. Hamer's gezellen, met de onderschriften:
E.P. Andreas Zijlmans geb. 27 Dec. 1873 te Waalwijk † 22 Aug. 1900 te Tié-ko-tan-kow E.P. Gijsbertus P.M. Jaspers geb. 23 Jan. 1871 te Geldrop † 14 Aug. 1900 te Siao-tsi'ao
E.P. Joseph A.M. Dobbe geb. 19 Mei 1864 te 's-Hertogenbosch † 22 Aug. 1900 te Tié-ko-tan-kow. Zoo zijn dan de Nederlandsche martelaren van Chineesch Mongolië door het vaderland gehuldigd in een monument, dat de eeuwen kan trotseeren, een gedenkteeken, dat nog tot het verre nageslacht zal spreken van den kruisheld Mgr. Hamer en zijn roemrijke gezellen, maar tevens ook met eere den naam zal levendig houden van den kunstenaar, die het schiep, den hoogbegaafden meester Bart van Hove.Ga naar voetnoot1)
J.R. van der lans. |
|