De appel in sage en volksgeloof.
‘De appel valt niet ver van den boom,’ - ‘in den zuren appel bijten,’ - ‘iemand liefhebben als den appel van zijn oog,’ - ‘een appeltje voor den dorst bewaren,’ - ‘een appeltje met iemand te schillen hebben,’ - deze en meerdere spreekwoorden bewijzen, dat de appel met het leven des volks is... samengegroeid.
Bij de Grieken en Romeinen was de appel het beeld der liefde, de godin Venus toegewijd. Gouden appels bezorgden Hippomenes, naar de fabelleer vertelt, de zegepraal over de schoone Atalante. Atalante beliefde niet te trouwen dan met dengene, die haar overwinnen zou in den wedloop. Wel een zware eisch van de snelvoetige schoone, die over een korenveld loopen kon, zonder dat de aren zich bogen. Hippomenes echter liet een gouden appel vallen en Atalante stutte haar gang en raapte de prachtige vrucht op, Hippomenes snelde haar voorbij en won den kamp en de hand van de pronkzuchtige renster.
De twistappel werd uitgedacht door de godin der tweedracht, Eris. Zij wierp een appel met het opschrift ‘voor de schoonste’ in koning Peleus' schitterende feestzaal, en drie godinnen: Juno, Minerva en Venus maakten er aanspraak op. Een lastig geval voor den opperste der goden, Jupiter; hij voerde de drie naijverigen naar het Ida-gebergte, waar Paris aan de laatstgenoemde der drie mededingsters den appel toewees. Iets, wat de twee teleurgestelden den ondergang van Troje, Paris' rijk, deed zweren en volvoeren, ‘want’ zegt de dichter Vergilius: ‘diep in haar ziel bleef wrokken het oordeel van Paris en de hoon van het versmaden harer schoonheid.’
Bij de Germanen was de appelboom heilig. Men plantte hem zoo dicht mogelijk tegen het huis, want Donar's bliksem ontzag altijd zijn gewijde hout. De goden en andere Walhalla-bewoners gebruikten zelven zijn frissche ooft bij hun hemelschen maaltijd. Het door Karel den Groote vernietigde beeld der godin Freja te Maagdenburg droeg een myrtenkrans op het hoofd, op de borst een brandende fakkel, in de rechterhand een aardbol en in de linker drie gouden appels. Achter de godin stonden drie gesluierde maagden, eveneens een appel in de hand houdend.
Een Rijnsage verhaalt, dat keizer Lodewijk de Vrome door middel van een appel de gehoorzaamheid zijner zonen Pepijn, Lodewijk en Lotharius op de proef stelde. Den ondeugenden Pepijn werd niets, den gehoorzamen Lodewijk het Frankische rijk, den gewilligen Lotharius de keizerskroon toegezegd, wijl de twee laatsten knielend een appelschijfje uit 's vaders hand aannamen, Pepijn daarentegen weigerde te gehoorzamen aan wat hem toescheen kinderachtige aanstellerij van zijn hoogen papa.
In sommige streken van Mecklenburg heerscht nog heden ten dage appel-bijgeloof. Wie b.v. op Nieuwjaarsmorgen