De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19
(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIn de kerk te Maassluis.
| |
[pagina 259]
| |
Bisschops belangstelling in karakteristieke stoffage, waardoor hij zijn typige figuurtjes meer om hunzelfs wil zet in zijn kerken dan Bosboom dit te doen pleegde met zijn ridders en magistraten, monniken en bedelaars - wier gewaad hem de dofblauwe of rosroode kleur aan de hand deed, welke hij noodig had om de fonkelende donkerten zijner statige kathedralen nog te verdiepen, of wier menschelijke kleinheid de rustig-ranke rijzing der pijlers, de weidsche welving der bogen hooger majesteit verleenen moest - mag hem niet als een noodzakelijk minderwaardige neiging worden aangerekend. Hij geeft een kerk met de menschen erin, als typen - en zoo is de oude visscher, die daar met zijn psalmboek in de linker en de rechter in den broekzak familiaarlijk te leunen staat tegen het koorhek zeker welgeslaagd te noemen. Meer naar den achtergrond zien we er nog enkelen, allen op witgeschuurde klompen; één staat er achter het beschot, dat de bankenruimte van het vrije deel der kerk scheidt, en de overigen zitten; de mannen met het aangezicht naar den kansel, welken wij ons tegen een der pilaren aan de linkerzijde van het ruim denken moeten, waarheen de stoelen der vrouwen gekeerd zijn. De wat nonchalante houding dezer mannen is zeer verklaarbaar en mag vooral niet aan dorpere onwetendheid of gemis van eerbied worden toegeschreven: de protestant immers beschouwt zijn kerk ook wel als het Huis des Heeren, maar Diens tegenwoordigheid daarin niet wezenlijker dan op een willekeurige plaats ter wereld, en deze beschouwing vermag niet zóóveel wijding aan zijn bedehuis te verleenen, dat hij er zijn huiselijke houding voor een meer devote zou varen laten. Bovendien de preek is reeds geëindigd, dat zien we aan de deftige boerin, die het kerkgebouw verlaat; men is moe van het ingespannen luisteren en neemt er dus zijn gemak van, onder het zingen van den slotpsalm. Aanstonds zal de predikant den zegen uitspreken, waarvoor enkele mannen reeds zijn opgestaan. Al zijn de figuren klein, toch onderscheiden we duidelijk den bolwangigen jongen in de achterste bank, den grijzen grootvader met kleinzoon, die al uit grootva's boek meezingen mag, den visscher-op-zijn-Zondagsch met ringetjes in de ooren en hoogen hoed in de hand, rechtop staand, en nog enkele anderen, te zamen gevend den typigen indruk eener protestantsche dorpsgemeente, naar de bedoeling van den schilder.
M.V. |
|