Zomerlandschap.
Naar de schilderij van Willem Roelofs.
We zijn meestal volop in het zomertij met Willem Roelofs, den gloedvollen vertolker van Hollands zomermooi. 't Is na den middag; de zon, die urenlang heeft staan laaien boven de lage weilanden, dreigt achter langzaam aandrijvende, zware wolkgevaarten schuil te gaan. Een bolle wind steekt op en zwaait het laag geboomte wuivend en ruischend heen en weêr. Zal er onweêr komen?
't Ware wèl te wenschen, want warm is het, drukkend warm, heel de atmosfeer lijkt te trillen in een tintelend warmtewaas, dat zilverig over de landen ligt, zweeft over de ruggen der rustige beesten, besluiert het bewegelooze water. Aan den slootkant, dicht bij het houten vlondertje, waarover aanstonds de boer zal komen aanklotsen, zijn de koeien saamgeschoold; ze weten, dat het haast tijd van melken wordt en wachten nu geduldig, werpend in het stille water den weêrschijn harer grauw-witte of donkere lichamen.
Waar dit tafereel door den schilder gezien is?
Wellicht buiten Dordrecht, waar hij zoo gaarne en zoo dikwijls werkte; in ieder geval: Hollandsch is het, van het echtste, zuiverste, onvermengdste Hollandsche karakter, dat ooit door een onzer tijdgenooten werd weêrgegeven.
Willem Roelofs - voor weinige jaren overleden - behoorde met W. Maris, Gabriël, Weissenbruch -allen nog in leven - tot onze beroemdste moderne landschapschilders. Zeker, er waren en zijn er nog velen, die heel knap, verdienstelijk werk geven, zóó verdienstelijk, dat de minste hunner glansrijk de vergelijking met buitenlanders-tijdgenooten kan doorstaan; want op onze schilders, de schilders van het geslacht, waartoe Roelofs moet gerekend worden, kunnen wij met recht en reden groot gaan. We zullen dan ook zooveel mogelijk onze Illustratie versieren met reproducties naar hun werken, en van de voornaamsten, dat zijn degenen, die door sterk geaccentueerd eigen karakter als 't ware de leiders en wegwijzers zijn geworden van een groot aantal meer of minder directe volgelingen, een meer volledige karakteristiek te geven trachten.
Wat Roelofs onderscheidde was zijn echt Hollandsche kunstenaarsaard, zijn vóór en boven alles schilder-zijn. Wel heeft hij het buitenland, Frankrijk, België bereisd, te Brussel zelfs jarenlang gewoond, en daar zeker zijn oogen wijd-open gehouden voor wat natuur en kunst er leerzaams boden, maar minder dan zijn tijdgenooten liet hij zich beïnvloeden door vreemd voorbeeld, nam hij voor-eigen-kunst-te-verwerken, vreemde elementen in zich op: hier, in polders en weiden, langs weg en water dwalend, met den glans van Hollands schoonheid in zijn gretig bewonderende oogen en den weerglans ervan in zijn ontvankelijke ziel, zocht en vond hij de uitingswijze, waaraan hij behoefte had, welke zijn eigendom werd, dóór en dóór Hollandsch, van dat gezonde, warm-bloedige Hollandsch, krachtig en kloek, sappig van kleur en sterk van effect veelal, harmonisch van met vaste hand en groote zekerheid tegen elkaêr gezette, krasse kleuren; een kunst van blijdschap, van onverflauwde gemoedswarmte, vierend met de altijd-jonge geestdrift eener onbevangen kunstenaarsziel de ‘vreugden van Holland.’
Zeker, we weten onder de onzen grootscher zieners, fijner bepeinzers van eigen natuurschoon te wijzen, maar van onvergankelijke waarde voor onze nationale schilderkunst blijft het werk van dezen waarlijk-bewogene van Hollands zomerweelde.
M.V.