En midden in de weelde van sappig-groen weidegras, of op een landweg aan een kalm vaartje, plant hij zijn ezel en zet zich neer, volgeestdriftigen werklust, en laat zijn oogen weiden over het zóó lang, zóó door-en-door gekende, maar iederen zomer met nieuwe verrukking weergevonden mooi van het Hollandsche land, van de typische molens, die het water uit de polders malen en een zoo schilderachtig bestanddeel van het landschap vormen; van de verre velden, de blinkende vaarten en de rustige landwegjes en, heel ver over het bleek-tintelend weidegroen, waar de hooge, Hollandsche wolkenlucht langzaam verwazend de vage kim raakt, een fijn rijzend torentje, teêr en spits tegen de vlakke schemerlucht.
DE VERNUFTIGE JONKHEER DON QUICHOTE DE LA MANCHA EN ZIJN STRIJD MET DEN BISCAJER.
Naar de schilderij van José Moreno Carbonero.
Dan neemt hij zijn gereedschap en werkt met nimmer verflauwende emotie zoo lang het licht blijft, en komt er, zoo noodig, den volgenden dag weer voor, zoodat zijn stuk buiten al een heel eind op streek raakt en slechts weinig voltooiing op het atelier behoeft. Deze wijze van werken verleent Gabriël's kunst de vlotte, kloeke frischheid, waardoor ook degene, wien het niet gegeven is de gemoedsvolle fijnheid er van te ervaren, vreugdevol aanvoelt de klare oprechtheid der natuurware wedergave.
M.V.