Groei en bloei der H. Familie.
De stichters waren nog getuigen van de schitterende en gezegende ontwikkeling.
De eerste echter, die opgeroepen werd, was Hacken. Joseph Augustinus Hacken stierf te Luik, den 26sten Augustus 1849, in den gezegenden ouderdom van 82 jaar.
Uit zijn mond hebben de schrijvers over de H. Familie meestal wat zij weten van het ontstaan en de, eerste geschiedenis.
Het was een patriarchale figuur. Wij zeiden, dat God hem scheen bestemd te hebben om de taak van den H. Joseph bij het ontstaan der H. Familie te vervullen.
En hij heeft ze trouw vervuld, die heilige taak, en in het vrome driemanschap, Belletable, Hacken, Jongen, komt hem de tweede plaats toe. God riep ze in de orde, waarin ze door de goddelijke Voorzienigheid aangewezen werden voor het groote werk.
En Belletable?
Wel mocht hij den groei en bloei der H. Familie beleven, want de Aartsbroederschap breidde zich nog bij zijn leven over de grenzen van België en zijn vaderland uit.
Helmond was de bevoorrechte eerste stad in het jaar 1851. Toen volgden Maastricht en Nijmegen 1852. - Roermond in 1853. - Tilburg met twee parochiën ‘Het Heike’ en ‘Het Goirke.’
De Congregatie van den Allerheiligsten Verlosser, die wel de stichtster der H. Familie mag genoemd worden - overtuigd en getuige van het oneindige goed, dat de Aartsboederschap overal werkte, nam door hare missionarissen steeds de gelegenheid waar der H. Missie, om de vruchten er van te verzekeren door het oprichten van het groote werk.
Zij volgden het voorbeeld van den grooten aartsbisschop van Mechelen, Mgr. Dechamps, ook een zoon van den H. Alphonsus.
Van de vrouwen-afdeeling is die van Maastricht wellicht de oudste, doch daarover later.
Zoo ging het voort naar alle zijden en thans telt de H. Familie, alleen in ons vaderland, verre meer dan honderdduizend leden.
Een leger van katholieke mannen.
In zijn laatste jaren - hij werd niet oud - had de groote held van dit verhaal den troost, den bloei te aanschouwen van zijn Godgevallig werk. Maar niet lang.
Hij zag den eersten gulden oogst prijken op het veld door hem ingezaaid, en stierf te Hoey als stadscommandant den 5den December 1855.
Hij was eerst twee en veertig jaar oud.
Maar de H. Familie plantte zich voort, zooals de boom der keerkringen, welks takken zich neerbuigen tot den vruchtbaren bodem, om er wortel te schieten en op te gaan, om nieuwe boomen te vormen in onuitsprekelijke vruchtbaarheid, steeds verbonden met den moederboom in oneindige verscheidenheid, en steeds dezelfde eenheid.
Te Hoey werd hij begraven.
Lang bleef op het kerkhof, aan den oever van den blauwen Maasstroom, zijn graf onbekend en ongeëerd.
Dat zou anders worden: èn te Hoey, waar hij rust, èn te Venlo waar hij geboren werd, prijkt tegenwoordig een monument hem ter eere.
Zijn geboorteplaats ging voorop. Venlo vierde het eerste congres der H. Familie in Nederland.
Honderden priesters en leeken uit alle provinciën waren er heen gestroomd, en de feestelijkheden waren vele en schitterende.
Het glanspunt bood de namiddagplechtigheid. Het was drie uur. Een onafzienbare stoet van honderden priesters en leeken trok naar de Sint-Martinuskerk.
Bij deze huldiging, door zijn vaderland aan Belletable gebracht, voerde de latere bisschop van Roermond, toen deken van Roermond, Mgr. F.A.H. Boermans, het woord, en schetste in meesterlijke trekken het beeld van den stichter der Aartsbroederschap.
Het monument werd onthuld.
De volgende woorden spreken luid:
‘Ter herinnering aan kapitein Henricus Belletable, die in 1844 te Luik de grondslagen legde der Broederschap der H. Familie.’
Verder: ‘Geboren te Venlo, 8 April 1813, overleden te Hoey, 5 December 1855.’
Zoo luidden de opschriften.
Venlo had hem gehuldigd, en betaalde den tol der bewondering en der liefde - ‘waar eens zijn wiege stond.’
En komen zou weldra de wereldhulde, ‘waar eens zijn graf zou staan.’
Dat was te Hoey, den 29sten Augustus 1897. Die dag zou voor alle leden der Aartsbroederschap van de H. Familie onvergetelijk blijven en de stad Hoey getuige zijn van een hoogst indrukwekkend schouwspel.
Dien dag zou het gedenkteeken onthuld worden, dat de dankbare Broederschap had opgericht, om de glorievolle gedachtenis van haren grooten stichter te verheerlijken. Nederland en België zouden wedijveren in vereering en dankbaarheid. Een groot aantal van deputatiën zouden bij de onthulling tegenwoordig zijn. Van heinde en verre waren zij gekomen.
Voorop Venlo, dat de eer had zijn geboorteplaats te zijn, geleid door den weleerwaarden heer kapelaan Litjens; Roermond met den weleerwaarden heer Theunen, directeur der H. Familie, aan het hoofd; Maastricht, aangevoerd door pastoor Menten en kapelaan Joosten. Verder vertegenwoordigers van Wittem, Helvoirt, Oosterhout, Den Helder enz. enz.
Hun getal mag een zeventig geweest zijn.
België was bij honderden vertegenwoordigd: Antwerpen, Mechelen, Leuven, Mons, Brussel, Luik, Rousselaere enz. enz.