Derde tijdvak.
Geschiedenis van het verval des Joodschen volks: Van Salomon tot Christus.
Ziedaar de korte verdeeling van het Oude Testament. Maar gij zijt niet tevreden? Dat kan niet anders. Want gij weet nog niets. Ons eerst er aan herinnerd, waar het land Kanaän of Palestina ligt.
Dit land ligt aan de Oostkust der Middellandsche Zee in Klein-Azië. Het heet Kanaän, omdat de afstammelingen van Kanaän, den zoon van Cham, er woonden.
Palestina heet het naar de Philistijnen.
Beloofde land wordt het genoemd, omdat het aan Abrahams geslacht was beloofd.
Het draagt den naam van Heilig land, omdat Christus daar geleefd heeft.
Goed, nu zijn we op weg. Kent gij ze al? Nog niet? Dan verder. Iets over het Boek der Rechters.
Hetgeen in het boek der Rechters wordt verhaald, is gebeurd tijdens de tweede afdeeling van het tweede tijdvak Oud-Testament; tusschen de jaren 1570-1050 voor Christus. De Rechters leefden in het land van Kanaän, nadat Mozes en Jozuë de Joden in dat beloofde land hadden binnengeleid. - Het boek der Rechters is een der bondigste en meest duistere boeken van den Bijbel. Hoe dat zoo? De schrijver verhaalt alleen de straffen van het Israëlietische volk, als het God (Jehovah) verlaat, en de redding van dat volk uit die straffen door de Rechters, zijne bestuurders. Vele bijzonderheden over godsdienst, volk en land worden niet beschreven.
Nu vorderen wij. Nog een paar vragen en wij kennen ze. Twee vragen.
De eerste: Wie is Baäl?
Baäl beteekent eigenlijk ‘Heer’ en ‘Meester’. - Het is een naam van den Heer en Meester van hemel en aarde. De ééne, ware God wordt echter nooit Baäl genoemd. De Joden, het uitverkoren volk van God, dienden in het Oud-Testament wel eens Baäl. Baäl is de hoogste Kanaäneesche afgod. Toen de joden in Kanaän kwamen, durfden zij den dienst van Baäl, den landsgod, niet geheel afschaffen, zij vreesden de wraak van dien god. Zij begonnen hem te aanbidden. Zijn dienst was zeer gemakkelijk.
De tweede vraag: Wie is Astarte?
Astarte was opperste godin bij de oude bewoners van Kanaän. De oude volken van het beloofde land erkenden naast Baäl als hoogste in het bijzonder over de aarde Astarte. De Joden namen ook den dienst van Astarte over. De vereering van Baäl en Astarte werd door de handeldrijvende Phoeniciërs op verschillende plaatsen der wereld onder verscheidene vormen verbreid.
Vooral in het Noorden van Palestina bij den berg Hermon dienden de Kanaänieten nog Baäl en Astarte. De Joden woonden rondom hen en in hun midden. Men begrijpt, hoe gaarne het Joodsche volk die gemakkelijke afgoderij overnam.
En nu kennen we ze nog maar half. Het zijn namelijk beeldjes van Baäl en Astarte, van verschillende zijden bezien. - Doch luistert nog een oogenblik! Om hunne waarde eenigszins te kunnen schatten, eene korte geschiedenis. We moeten toch ook waardeeren, wat anderen doen. O, daar wordt tegenwoordig zooveel over die oudheid gezegd, evenals over nieuwheid en nieuwigheid! - Ter zake, de geschiedenis!
BAäL.
ASTARTE.
BAäL.
van terzijde.
Een tafereel uit den tijd der regeeringloosheid, die bestond in het tijdvak der Rechters. - De stam van Dan was zeer talrijk en had slechts weinig land om te wonen, daar de Philistijnen nog meester waren van het grootste gedeelte van het gebied, dat Jozuë aan de zonen van Dan had aangewezen, en dezen den moed niet hadden om de Philistijnen aan te vallen en te verdrijven. Zij zonden dus vijf mannen, om naar nieuwe woonplaatsen uit te zien. Deze gezanten reisden naar het Noorden van Palestina en overnachtten onderweg bij zekeren Michas, waar zij een zilveren godenbeeld vonden, dat vereerd werd, en waarvan een leviet, Jonathan geheeten, priester was. Zij trokken vervolgens verder, totdat zij eene stad vonden, die Laïs heette en door vreedzame menschen bewoond werd. Nu keerden zij ijlings terug en boodschapten: ‘Wij hebben een zeer rijk en vruchtbaar land gezien; verzuimt de gelegenheid niet, toeft niet. Laat ons gaan en het in bezit nemen! Het zal geen moeite kosten.’ Terstond waren 600 Danieten gereed om met vrouwen en kinderen naar dat nieuw verblijf te verhuizen. Toen zij voorbij het huis van Michas kwamen, zeiden de gezanten, die daar overnacht hadden, tot den leviet: ‘Ga met ons! Is het u niet beter priester te zijn van een geheelen stam dan van een enkel huisgezin?’ De leviet liet zich vinden, hielp de eigendommen van Michas stelen en vergezelde de Danieten. Dezen overvielen de inwoners van Laïs, vermoordden hen allen en staken de stad in brand; vervolgens bouwden zij een nieuwe stad en noemden haar Dan. Het zilveren beeld werd er opgericht en de leviet verrichtte er den heiligschennenden eeredienst.
***
De afgodsbeeldjes, welke de Illustratie te zien geeft, werden opgegraven door den Franschen oudheidkundige J.A. Durighello en zij zijn tentoongesteld in diens museum, genaamd ‘Guimet.’
Deze brief begeleidt de afbeeldingen.
‘Sedert vijftien jaren welhaast had ik bij mijne bezoeken aan de omstreken van het meer Houleh, dicht bij de hoogte Tel-el-Kadi niet ver van Baneas (bij Caesarea Philippi aan den oorsprong der Jordaan in het Noorde-