II.
Twee steden.
Het waren droevige tijden, de tijden waarin de voorgeschiedenis speelt van de oprichting der Aartsbroederschap der H. Familie, en wel wonderlijk zijn de wegen, waarlangs God de Zijnen leidt, die Hij bestemd heeft tot zendingen, welke Hij alleen geeft, waartoe Hij alleen de menschen roept.
En die jongeling van vijftien jaar, die daar afscheid neemt van zijn vrome moeder op den Roermondschen weg bij Venlo, had zulk een buitengewone zending, en God voerde hem langs wegen, Hem alleen bekend.
Biddende keerde de moeder huiswaarts, en wel menigmaal keerde zij zich om, om de heerlijke, slanke gestalte na te staren en na te wuiven, en met een wel diepen zucht, het hart vol zorg en de lippen vol gebed, trad zij de stadspoort binnen.
Hij, de jongeling, voelde zich zoo vrij, - zoo luchtig - zoo speelsch. - Niet dat hij niet van zijn moeder hield, - innig hield hij van haar, en ook hij had bij het afscheid bittere tranen geschreid. Maar het soldatenleven, dat hem wachtte, deed hem zijn zwarte lokken schudden om alle droevige gedachten van zich af te werpen en met vroolijke schreden naar de stad aan de Roer voort te spoeden.
Hij teekende voor acht jaar en werd bij de 14e afdeeling infanterie ingelijfd.
Zijn dienst- of zakboekje, in een lange, ronde blikken bus opgerold, droeg het volgende opschrift:
14e Afdeeling Infanterie,
2e Bataillon - 3e Compagnie,
Dienstboekje van den fuselier
Belletable, Henri Hubert,
Den 22sten Juni 1828 werd hij korporaal - en den 6den Augustus 1828 avanceerde hij tot fourier.
Maar het waren droevige tijden, zooals wij reeds zeiden, voor deze landen.
Een protestantsche invloed had de overhand. Geloof, godsdienstige gebruiken, eerbied voor den priester, rechtschapenheid en de meest gewone eerbaarheid, - alles zonk weg.
Om den toestand van Venlo te begrijpen, herinnere men zich, wat er gebeurde bij de missie, in het jaar 1836 door de paters Redemptoristen aldaar gepreekt.
Het klinkt waarlijk ongelooflijk - maar het teekent des te beter.
Toen de paters de stadspoort binnenkwamen, stonden daar eenige officieren, die hen schandelijk beleedigden en dreigden de godsdienstoefeningen in de kerk te zullen storen.
En wie zou het gelooven?
Men zag werkelijk op een der missiedagen, een officier, met de sabel in de hand, onder allerlei godslasteringen, de menigte, die zich aan de kerkdeur verdrong, uiteenjagen; een tooneel dat zich 's avonds herhaalde.
Wat meer is, een hunner, een kapitein, had de stoutheid 's avonds de plechtigheden binnen de kerk te verstoren, moest door den suisse buiten de kerk gezet worden en redde zich door de vlucht in een naburig huis uit de handen van eenige verontwaardigde geloovigen.
Aan de soldaten werd op verschillende wijze het deelnemen aan de missie belet, en hun chefs kwamen slechts in de kerk, om des anderendaags des te heviger in gesprekken en in couranten tegen de paters te kunnen uitvaren.
Maar het was ook een man, die het tegen hen opnam. De beroemde pater Bernard, een ware ridder zonder vrees noch blaam, noodigde de spotters uitdagend uit tot een twistgeding over het bestaan der hel, en - de officieren zaten zoo in het nauw, dat ze liever niet naar de kerk kwamen. Karakterloos genoeg, maar de gewone manier der godsdiensthaters.
Maar nog meer!
Wie zou het thans gelooven?
Tot de zieke militairen in de hospitalen werd den paters doodeenvoudig de toegang ontzegd, en of men zeide: ‘het zijn toch katholieken,’ het mocht niet baten.
Meer nog!
De stadspoorten werden vroeger dan gewoonlijk gesloten, om de inwoners van de omstreken te beletten, de avondpreeken bij te wonen, en de kapitein-majoor der plaats, - namen zullen wij niet noemen, zij liggen echter voor ons, - trachtte door vloeken en slagen de processie der kruisplanting uiteen te drijven.
Maar het lukte niet! -
Een verder betoog zoude te veel zijn.
En Maastricht?
De kerk der Minderbroeders was sinds 1796 tot paleis van Justitie ingericht.
De kerk der Augustijnen diende tot lokaal van een school, - van onderling onderwijs.
De kerk der Beguarden was in eigendom overgegaan van eenige particulieren.
Kerk en klooster der Kruisheeren waren in een kazerne omgebouwd.
Het klooster der Cellebroeders of Alexianen werd de bank van leening.
De kerk der Jesuïeten was in balzaal en schouwburg omgebouwd.
De oude eerbiedwaardige Lieve-Vrouwekerk deed als werkplaats voor smeden en wagenmakers dienst, om later als arsenaal gebruikt te worden.
Zoo bleven aldus niets dan de Sint Servaas en de oudste parochiekerk der stad, de Sint Mathias over.
Men zag dan ook overal den gruwel der verwoesting in de H. plaats.
Het woord van den beroemden Franschen geleerde was waarheid geworden, toen hij sprekende van de vervolging der kloosterlingen en het opheffen der kloosters profetisch uitriep: ‘Ze zullen kazernes en gevangenissen moeten bouwen met de steenen der opgeheven kloosters,’ en ‘krankzinnigenhuizen,’ zouden wij er willen bijvoegen, en ook nog ‘balzalen.’
Wat een verschil in den geest bij de militaire overheden, toen en nu.
Thans is er van vijandige gezindheid niet de minste spraak.
Van Maastricht zullen we later spreken en een oogenblik bij Roermond stilstaan. Hoe het er in Roermond uitzag, - dat gegen de tooneelen bij de missie aldaar herhaaldelijk voorgevallen, die bewijzen, dat de Roerstad ook niet vrij was van den geest, die bij enkelen (vreemden) in Venlo heerschte, maar om verschillende redenen, te lang om hier op te sommen, niet zooveel invloed aan de vreemde bestanddeelen der bevolking, die in het garnizoen hoofdzakelijk te vinden waren, hadden laten uitoefenen. Roermond was langer Oostenrijksch dan Venlo en Maastricht, die Staatsch waren. In Roermond bleef onze jeugdige held trouwens niet lang, maar vertrok spoedig naar Maastricht. De stad van Sint Servaas telde een tiende van haar inwoners Calvinisten.
De geest van ongeloof, - de laatste restjes van een noodlottig Voltairianisme, heerschte in de hooge militaire rangen, - en verpestte de kazerne.
De ridderlijke fourier was wel bestand tegen goddelooze gesprekken, - maar harder was de strijd tegen eigen hartstochten.
In Maastricht, de stad der heiligen, de stad van Sint Servaas, was het allertreurigst gesteld.
Van de tien kerken, wier torens vroeger als een gloriekroon de stad versierden, waren er negen voor den eeredienst gesloten.