Valkenoord,
door
Daniella.
M..... Mei 18..
Weledelgeboren Heer,
Ingevolge uwen wensch blijf ik u op de hoogte stellen van de in den omtrek te koop zijnde bezittingen en haast me u mede te deelen, dat op 't oogenblik een landgoed te koop wordt aangeboden vermoedelijk voor u geschikt. Het huis is oud, maar zeer goed onderhouden - hier spreekt men van 't ‘kasteel Valkenoord’ - en ligt schilderachtig op een der hoogten langs het Maasdal, een uur gaans buiten de stad. Het geeft uitzicht op de rivier.
Het goed is vrij groot. Behalve een uitgestrekt park zijn er moestuinen en een enorme boogerd; verder annexen: stal, remise enz., benevens een boerenwoning.
De eigenaar is mij welbekend, een algemeen geacht edelman, baron Greving van IJsmulda. Redenen van financieelen aard nopen hem het voorvaderlijk erfgoed van de hand te doen.
Ik ben gaarne bereid u nader alle gewenschte inlichtingen te verschaffen, maar kan u met vertrouwen persoonlijke bezichtiging ten zeerste aanraden, waarbij spoed mij wel gewenscht voorkomt.
Met de meeste hoogachting,
Uw dw. dr.,
H. Becker, Notaris.
Deze brief was gericht aan den heer Van Hoogerwoude, rijk Amsterdammer, die ter wille van de gezondheid zijner vrouw een buiten zocht in Zuid-Limburg, waar beiden twee jaren te voren den zomer hadden doorgebracht en toen, bekoord door de liefelijkheid der streek, den wensch in zich voelden opkomen hun ouden dag in dit pittoreske land te slijten, ‘'s zomers ten minste,’ had de heer Van Hoogerwoude snel er bijgevoegd, toen het denkbeeld voor 't eerst ter sprake kwam, ‘'s winters teeken ik voor Brussel.’
Het plan was nu tot rijpheid gekomen, vooral omdat de gezondheid van zijn vrouw te Amsterdam steeds meer en meer achteruitging. O. a. had hij aan den hem welbekenden notaris Becker te M..... opdracht gegeven onmiddellijk te waarschuwen, wanneer iets geschikts te koop kwam.
Het hiervoren vermeld bericht was in zijn kortheid welsprekend genoeg.
‘Het beste is, dat Fred er eens heen gaat, Laura. Hij weet, welke eischen we stellen, en als de jongen het mooi vindt, dan zal het wel zoo wezen, zijn smaak is goed ontwikkeld. Later zal het trouwens toch zijn eigendom worden.’
Mevrouw was ook van deze meening en toen Alfred thuis kwam, werd hem het plan meegedeeld. ‘Als je het met je zaken kunt schikken, zou ik graag willen, dat je eens gauw een kijkje ging nemen,’ zei zijn vader.
Alfred was advocaat, een beginner nog, die echter al aardig in de praktijk kwam. Het schikte hem het best den volgenden morgen per eerste gelegenheid te vertrekken, daar hij 's avonds terug moest zijn, omdat hij den dag daarop een belangrijk consult had. De volgende dagen kon hij niet weg. Aldus werd besloten en de wenschen en eischen voor het nieuwe tehuis besprak men nog eens lang en breed.
Fred was eenig kind. Naar de strenge regels der opvoedkunde had hij, die nooit dan voor korten tijd van huis was geweest en weinige zijner wenschen onvervuld had gezien, verwend moeten zijn. Maar hij was het middelpunt van de liefde, het denken en werken zijner ouders en in hun lang samenzijn hadden zij, haast onbewust, hem hun rijk leven doen medeleven en hun beste goed met hem gedeeld. Van zijn vader had hij de vasthoudende werkzaamheid, van zijn moeder de levendige belangstelling in het schoone, de warme deelneming in het strijden en lijden om hem heen, van beiden het eenvoudige, vaste geloof.
Zoo begon hij zijn loopbaan met de bruisende opgewektheid der jeugd, overmoedig bijna, maar wèl gewapend, met open oog en warmvoelend hart en met gloeiende vereering voor zijn ouders, die hij beschouwde als zijn beste vrienden. Dezen had hij overigens genoeg en stond bij hen in hoog aanzien. Ook de jonge meisjes mochten hem graag. Zelfs als hij in dolvroolijke bui dwaasheden uithaalde, deed de gulle glimlach van het open, vriendelijk gezicht opkomende boosheid snel verdwijnen. - En de oude vrienden zijns vaders fleurden op en werden warm van jeugdherinnering bij den zonnigen gloed, die uitging van zijn geestdriftige jonkheid.
Het leven lachte hem toe. Eén vraagstuk vond hij moeilijk: het kiezen van een gezellin. Vrouwelijke lieftalligheid deed zijn gevoelig hart telkens in nieuwe bewondering ontvlammen en de beelden volgden elkander zóó snel, dat zijn vader hem eens niet weinig geërgerd had door te vragen, welk plaatje nu weer in zijn bioscoop stond. Bij zijn moeder vond hij echter belangstellend gehoor. Tot nog toe was hij steeds geëindigd met de verklaring dat, als hij geen meisje trof zoo lief als zij, hij niet zou trouwen - van welke stellige verzekering mevrouw Van Hoogerwoude glimlachend het hare dacht.
't Kasteel Valkenoord had meerderen geslachten der familie Greving van IJsmulda toebehoord. Zij rangschikten zich onder de aanzienlijksten en waren, lang geleden, de rijksten van Zuid-Limburg. Hun fortuin was veel verminderd. Vooral de vader van den tegenwoordigen eigenaar van het schoone, oude landgoed, had door een huishouding, die ver boven zijn kracht ging, het grootste deel van het toen nog schoone fortuin verspild.
Het vermogen, waarover Karel Greving, die Valkenoord thans bewoonde, bij zijn huwelijk kon beschikken, zou echter, ook voor een groot gezin, nog voldoende geweest zijn om een ruim en onbezorgd buitenleven te kunnen leiden, als niet bijzondere tegenspoed hem rusteloos had achtervolgd en als een donkere wolk zijn zoo zonnig huiselijk geluk dikwijls dreigde te overschaduwen.
Het voorbeeld van den verkwistenden vader had bij Eduard Greving, Karel's broeder, den zin voor grootheid en weelde sterk ontwikkeld. Wispelturig van karakter en avontuurlijk van geest, was hij de eene onderneming na de andere begonnen, om haar dan weder te laten varen, dikwijls met groot geldelijk verlies, en eenige malen was het slechts aan de opoffering van Karel te danken, dat de oude familienaam in de nederlaag onbesmet bleef.
Aan dien naam, in hoog aanzien, door vele geslachten met eere gedragen, was Karel Greving hartstochtelijk gehecht. Het was een nobele trek, van zijn vader geërfd, maar door overdrijving haast tot trots geworden, die zijn helder inzicht verduisterde, waar het den tweestrijd gold tusschen het naar buiten onbevlekt handhaven van dien eernaam en de toekomst van zijn huisgezin. De geldelijke verplichtingen, die hij ter wille van Eduard, vóór en ook herhaaldelijk na zijn huwelijk op zich genomen had, lieten hem geen rust en beletten hem en zijn lieve gade onbezorgd gelukkig te zijn, want steeds dreigde een nieuwe teleurstelling of een nieuwe ramp.
Zijn broeder werd door de ondervinding niet wijzer, maar wel hardnekkiger en onvoorzichtiger. Zijn hooghartige natuur vond de opoffering van Karel te gewoon om daarvoor veel dankbaarheid te toonen. Toch voelde hij de verplichting als een pijnlijken last, die hem prikkelde tot meerder wagen om er van ontslagen te worden.
Nu was hij onlangs plotseling gestorven. Hij was ongehuwd gebleven, maar de regeling zijner zaken was Karel op een laatste groote opoffering te staan gekomen, groot vooral, omdat daarna de noodzakelijkheid bleek, het dierbaar erfgoed, waaraan hij met hart en ziel was gehecht en dat hij met groote inspanning tot nog toe had weten te behouden, nu toch te moeten opgeven. Maar naast deze vlijmende smart stond een verlichting van zorg, alsof een looden last van hem was afgenomen. De toekomst lag wel niet zonnig, maar helder voor hem. De zwarte, dreigende onweerswolk was verdwenen. Zij zouden in kleiner verhouding moeten gaan leven, maar gelukkig was de overgang niet plotseling, jaren van bezuinigen en bekrimpen hadden hen voorbereid.
En bovendien, huiselijk geluk had nooit ontbroken in zijn gezin. Wel had zorg met scherpe stift haar merkteekens gegrift in het gelaat der ouders, maar hunner oogen glans, getuigend van hun gelukkig samenzijn, had zij niet kunnen verdooven. Er was veel dat hen, ondanks vroege rimpels, jong deed blijven, vooreerst de frissche jeugd en heerlijke opgewektheid van hun oudste meisjes, die sinds eenige jaren hun moeder in de huishouding hielpen: Tilly, nu 21, schalksch, opgewonden, vroolijk en levendig, en Greta, een jaar jonger, zachter en stiller, een lachende en een ernstige schoonheid, beiden kinderen van buiten, flink en frisch naar lichaam en ziel. Zij waren de eenige thuis. Haar oudste broer was het jaar te voren cadet geworden, de tweede te Rolduc en de jongste