[Nummer 17]
Bidden leeren.
Naar D. Artz.
Een enkele blik op onze plaat is voldoende om den aanschouwer te overtuigen, dat hij een afbeelding van Hollandsch leven door een hedendaagsch Hollandsch schilder voor zich heeft.
David Artz, de nu vóór twaalf jaren overleden Hagenaar - hij werd er geboren in 1837 - stuurde, wat keuze en voordracht zijner stof betreft, in de richting, van welke Jozef Israëls de baanbrekende meester mag genoemd worden, en welke te volgen zoozeer overeenkomt met de natuurlijke geaardheid van een Nederlandsch kunstenaar; d.w.z. hij zocht te geraken tot een natuurgetrouwe afbeelding van het leven, gelijk het zich voordoet in zijn meest eenvoudigen vorm onder de bevolking onzer visschersplaatsen.
Niet naar de steden gingen deze schilders om er de aanstellerige statie en geparfumeerde weelde van mooi gekleede dames en heeren te schilderen, maar naar de kleine plaatsen en rustige duindorpen, waar ze meenden menschen en omgeving te zullen vinden in argelooze simpelheid.
Dezen door hem bewonderden eenvoud heeft de schilder willen verheerlijken in het tafereeltje op blz. 129. Het visschersgezin: grootvader, moeder en dochtertje - vader is op zee - zit aan den sjofelen middagdisch; op tafel staat een schotel aardappelen, die moeder zooeven uit den dampenden pot bij den haard heeft opgedaan; meerdere gerechten gedoogt hun armoede niet. Maar de kleine meid heeft niettemin een gezonden honger, en op het aanlokkend gezicht van den rookenden schotel heeft ze dan ook haar speelgoed - een oude pop en een klomp, waarvan ze bezig was, met grootva's hulp, een scheepje te maken - in den steek gelaten en is vlug op den hoogen stoel geklauterd.
bidden leeren, naar de schilderij van david artz.
En daar zit ze nu, met bord en vork vóór zich, te wachten tot moeder opscheppen zal. Nu eerst netjes bidden, heeft grootva gezegd, en het kind drukt de knuistjes samen en de oogjes toe, en begint met haar teer stemmetje de woorden te stamelen, die grootva haar geleerd heeft in de lange morgenuren, als moeder met visch naar stad is en de kleine bij hem zit, ernstig toekijkend, hoe zijn stramme vingers in de weer zijn met het verstellen der gehavende vischnetten. Zoo heeft hij klein Truitje, die nu al een groote