De geschiedenis van een kind.
Naar Olive Malvery.
Zij kwamen te zamen naar school - Jellow RoseGa naar voetnoot1), een klein dametje van vier jaar, Goldie, een oude verkleurde pop en Puppy, een jong hondje, die wat zijn afkomst betrof er zeer verdacht uitzag, maar op wiens karakter niets te zeggen viel.
Toen de kinderen rond haar kwamen staan en haar ondervroegen, vertelde Jellow Rose haar geschiedenis kort en beslist:
‘Ik heet Ellolose. Moeder is naar den Hemel gegaan. Papa, Goldie, Puppy en ik gaan er later ook heen.’ Zij zeide dit alles zeer bedaard, als een goed geleerd lesje, de afschuwelijke pop achter zich sleepende, terwijl het hondje veilig in hare kleine, dikke armpjes lag.
Niemand had iets aan te merken op haar vreemden naam. Later schreef de vader aan de meesteres, dat hij wilde, dat zij Jellow Rose genoemd werd. Haar moeder had zooveel van die bloem gehouden en toen Baby kwam, hingen de gouden bloemen zwaar en fluweelig tegen de groene bladeren over het venster der jonge moeder. En 't kind scheen bijzonder aangetrokken te worden tot alles wat geel van kleur was; misschien had zij in haar kleine hersentjes nog een flauwe herinnering aan de geur en kleur van de bloemen, die haar moeder altijd droeg, want geen kind toonde ooit zulk een voorliefde voor een bepaalde kleur, of was zoo blijde met het kleinste, leelijkste knopje van de bloem, die men den naam van den grooten Franschen generaal gegeven heeft, - de Maréchal-Nielroos.
Jellow Rose nam al de hulde, die men haar bracht, aan, als iets, dat vanzelf sprak. Wanneer de schoolregels niet vorderden, dat zij recht op een bankje zat, bengelend met de kleine voetjes, zat zij het liefst op den grond. Maar Jellow Rose deed alles op waardige wijze. Zij was heel klein en heel plechtig.
Zij dronk met volle teugen uit de bron der wetenschap, en alle lessen, ook theologie en mathematiek werden later herhaald tot onderrichting der pop. Goldie, de pop, die moeder gemaakt had voor Jellow Rose, toen zij twee jaar oud was, was voor een vreemde geen aantrekkelijke schoonheid. Haar lappengezicht was vuil, ofschoon haar meesteres het dagelijks waschte, haar mond, een lijn van roode steekjes, kon onmogelijk vol uitdrukking worden genoemd en haar oogen, die van zwarte wol waren gemaakt, schenen ieder leelijk toe, die haar niet op prijs stelde om haar goede hoedanigheden.
Maar voor Jellow Rose was zij alles ter wereld. Iederen dag was zij veroordeeld, al het onderricht te genieten, dat hare meesteres ten deel was gevallen. De geschiedenis van Kaïn en Abel werd tot stichting van Goldie, met kleine wijzigingen naverteld. De tafel van vermenigvuldiging, die gewoonlijk onbereikbare berg van wijsheid, werd ter wille van Goldie ijverig beklommen en zij werd onderricht, hoe ‘tweemaal een twee’ was en ‘tweemaal twaalf vier en twintig’, en Puppy zat ernstig bij de dagelijksche lessen en keek verbazend wijs.
Den eersten Zondag, dat Jellow Rose op school was, pleegde men een aanslag op Goldie. De juffrouw nam haar weg onder het kussen van haar meesteres en wilde ze met het andere speelgoed der kinderen opbergen. Voor den hond zouden de dienstboden dien dag zorgen. Jellow Rose verkoos echter niet naar de kerk te gaan zonder de pop. Eindelijk werd Goldie te voorschijn gebracht en ging mee om de preek te hooren, terwijl Puppy geduldig buiten wachtte, tot Jellow Rose terugkwam en toen ernstig achter haar aan wandelde.
Zoo kwam Jellow Rose door het eentonige schoolleven, en deed stipt en getrouw haar plicht. Regelmatig werd Goldie gewasschen, aangekleed en onderwezen, en al de gebedjes werden haar voorgezegd: Puppy werd gevoed, geliefkoosd en beknord, al naar het zijn meesteres goed dacht.
Twee jaar gingen voorbij en veranderden veel op school, maar niet de drie vreemde figuurtjes, die wij leerden kennen.
Gelukkig wordt menig kalm, rustig leven nooit door groote gebeurtenissen verstoord, menigeen weet niet, wat groote schrik, groote smart, ook niet wat groote vreugde is.
Maar de meesteressen en leerlingen van de school te Merryvale werden uit hun kalm leven opgeschrikt. Er gebeurde iets vreeselijks. Niemand wist, hoe het gebeurde; de oorzaak werd nooit ontdekt, maar de brand was een vreeselijke werkelijkheid. De ontzettende verwarring, de vlammen, die uit het gansche gebouw sloegen, maakten op alles een onuitwischbaren indruk.
Niemand begreep, hoe het zoo gauw was gegaan, maar de kinderen werden er allen uitgehaald en stonden bleek en verschrikt onder de boomen in den tuin. Niemand lette in dat vreeselijke oogenblik op het kinderstemmetje, dat smeekte om Goldie en Puppy te redden. Iemand duwde het kind weg en lette niet meer op haar.
Met het snelle instinct der liefde sloop het kleine witte figuurtje weg en op de een of andere wijze - het moet ware heldenmoed zijn geweest - bereikte het kind onopgemerkt de plaats, waar haar bedje stond, op de slaapkamer der kinderen, - het kleine witte bedje, waar zij in sliep met Goldie veilig onder haar kussen en Puppy aan het voeteneinde.
Het einde der geschiedenis kan alleen gegist worden.
Toen stroomen water het vuur hadden bedwongen en men in den vroegen morgen in het verwoeste huis kon dringen, vond men haar - onze kleine Jellow Rose - voorover liggende, terwijl haar kleine, liefderijke handjes Goldie vasthielden. Puppy zat bij haar, doornat en ellendig, maar levend en waakzaam.
‘Zij slaapt,’ scheen hij te zeggen.
De brandweermannen streken haastig hun tranen weg en namen voorzichtig het aandoenlijk kleine figuurtje op, dat toch nog - zoet rein zieltje - naar den Hemel was gegaan zonder papa of Puppy.
Niemand, die haar gekend had, vergat Jellow Rose. Toen het bloempje verdord was, bleef de geur nog lang achter.
Puppy wandelde lang treurig rond - men hield hem in eere ter wille van haar, en hij groeide op tot een verstandigen, ouden hond en Goldie met haar geschroeid gezicht ligt in vaders lade ter herinnering aan Jellow Rose.
Alb. S.