Bekeerd.
Een geschiedenis uit de Missouri,
Naar Gertrude Norton.
Juffrouw Grugget zat in het achterhuis erwten te doppen. Hare handen en haar smal, ingevallen gezicht waren gebruind en gerimpeld. Nu en dan liet zij de handen lusteloos in haar schoot rusten.
‘Ik geloof, dat het weer tijd is om mijn drankje in te nemen, is het niet, Sim?’ zeide zij.
Haar man knikte; hij was juist van het veld teruggekomen, en maakte een oud geweer schoon, dat hij van den muur had genomen.
Juffrouw Grugget ging naar de voorkamer, scharrelde tusschen de fleschjes, die op den schoorsteenmantel stonden en toen zij gevonden had hetgeen zij wenschte, schonk zij een beetje er van in een glas water, dronk het uit en ging weer aan 't werk.
‘Ga je eekhoorns jagen, Sim?’ vroeg zij, naar het geweer ziende.
‘Neen,’ zeide Sim, ‘ik ga Bob Grunnel doodschieten.’
‘Is hij dan teruggekomen?’
‘Ja, sinds gisteren, ik zag hem op zijn land, toen ik naar de schapen ging.’
Juffrouw Grugget liet hare handen in haar schoot vallen en keek treurig voor zich uit.
‘Moet het gebeuren?’ vroeg zij angstig.
‘Ja, vandaag nog,’ antwoordde Sim.
‘Ik was er bang voor,’ zei zijn vrouw. Hare handen beefden, toen zij met haar werk voortging.
‘Ik had het al lang moeten doen,’ zei Sim, ‘maar de oude had zich verscholen. Hij weet wel, dat de Gruggets van een ras zijn, dat niet vergeeft.’
‘Kun je het niet uitstellen, Sim? Het is vandaag mijn ongeluksdag en....’
‘Het moet vandaag gebeuren. Ik denk, dat het de ongeluksdag van den ouden Bob Grunnel zal zijn, wanneer hij mij ziet komen.’
Hij wierp zijn geweer over den schouder en ging het veld in. Juffrouw Grugget keek hem na en was niet meer in staat om met haar werk voort te gaan.
De veete tusschen de Gruggets en de Grunnels was al van ouden datum. 't Was tot hen gekomen als een nalatenschap. Veel meer viel er in beide families niet te erven. Nu was de vijandschap tusschen Bob Grunnel en Sim Grugget.
Sim ging door het veld, sprong over een heg en stond voor zijn vijand. ‘Ik kom je neerschieten, Bob,’ zeide hij en liet het geweer in zijn arm rusten.
‘Ik had het verwacht,’ zeide Bob.
Hij leunde tegen den ploeg en wischte het zweet van zijn voorhoofd. De twee zagen elkaar aan.
‘Waarom schiet je niet?’ vroeg Bob.
Sim maakte een ongeduldige, driftige beweging. ‘Misschien schieten de Grunnels ongewapende menschen neer,’ zeide hij, ‘maar, dat is niet de gewoonte van de Gruggets. Neem je geweer.’
‘Ik zal naar huis moeten gaan om het te halen,’ bemerkte Bob.
‘Goed. Ik zal op je wachten.’
Sim boog zich en trok wat onkruid tusschen het koren uit.
‘Je land is erg vuil,’ zei hij.
‘Ja,’ knikte Bob.
‘Nu, ik zal een eind voor je ploegen, terwijl je je geweer gaat halen.’
‘Goed, Sally is het beste paard uit den omtrek, maar je moet het wat zacht behandelen. Ik zal niet lang wegblijven.’
Toen Sim een ronde had geploegd was Bob terug met zijn geweer. 't Was een oud ding en heelemaal roestig doordat het nooit gebruikt werd. Bob bekeek het met de grootste aandacht.
‘Het ding is verroest en gaat niet,’ zei hij, ‘ik heb den schroefdraaier meegebracht om het in orde te brengen.’
Hij begon de slotplaat er af te nemen.
‘Ik zal nog maar eens rondploegen,’ zei Sim, ‘er is verschrikkelijk veel onkruid op je land.’
Bob knikte en ging door met zijn werk.
Toen Sim terugkwam, vond hij Bob onder de schaduw van den grooten olm zitten, tevergeefs trachtend het roestig slot in orde te brengen.
‘Ik heb nooit veel verstand gehad van zulke dingen,’ bekende Bob.
‘Laat mij eens kijken,’ viel Sim in, ‘ik heb nog nooit iets gezien, dat ik niet in orde kon brengen.’ Hij nam het geweer en begon het te onderzoeken.
‘Wel, ik geloof, dat ik dat oude geweer meer gezien heb,’ zei hij, het ronddraaiende.
‘Dat zal wel. 't Is hetzelfde, dat je oude vader mij gaf, meer dan veertig jaren geleden.’
‘Bij den hemel, ja, 't is hetzelfde geweer. Ik was het bijna vergeten.’ Zij stonden nu bij elkander en keken te zamen naar het oude geweer. ‘M'n vader gaf het je, toen zijn huis afgebrand was,’ zei Sim.
‘Juist,’ knikte Bob, ‘we waren toen naar de bruiloft van den ouden Peter Snook geweest.’
‘Ja, dat is zoo. We waren toen nog allebei jongens. Vader was stijf van de rheumatiek, en hij zou verbrand zijn, als je hem niet gered had. Daardoor heb je toen je hand verbrand.’
‘'t Was maar onhandigheid, dat ik mijn hand in de vlam stak,’ zei Bob met een kort lachje. ‘Ze ziet er wel leelijk uit, maar ze hindert me toch niet.’ Hij verborg zijn misvormde hand en keek weer strak naar het geweer.
‘Ik vind, dat je maar moest uitscheiden, met aan dat oude geweer te prutsen,’ zei hij eindelijk, ‘want ik denk niet, dat je vader het mij gegeven heeft om er jou mee dood te schieten.’
Sim keek naar den grond.
‘Wanneer je absoluut schieten wil, neem dan je geweer en doe het,’ ging Bob voort. ‘Zoo heel lang zal de oude Bob Grunnel toch niet meer leven.’
Hij kruiste zijn armen over elkander en leunde tegen den boom. Een grauwe lijster, die boven op een tak zat, draaide haar kopje ter zijde en keek de beide mannen onderzoekend aan.
‘Bob,’ zeide Sim, zijn oogen opslaande en den ander aanziende, ‘ik ben een oude gek. Ik ben eigenlijk niet waard, dat je mij een hand geeft, maar indien je kunt, vergeef dan den grootsten schurk uit Newton.’
Hij strekte zijn hand uit, terwijl hij sprak en stond met afgewend gelaat.
‘'t Doet me pijn, als je zoo spreekt, Sim,’ zei Bob, de uitgestoken hand vattende.
‘Neen, de andere hand, Bob, de verbrande. Goddank, dat een dwaas nog tot inkeer kan komen om te begrijpen hoe slecht hij was.’
Zij stonden met hun gerimpelde handen in elkaar geklemd, het roestige geweer lag tusschen hen in. 't Windje ruischte door de blaren, en de lijster vloog uit den boom met een jubelenden kreet en hare vleugels glinsterden in de zonnige lucht.
Juffrouw Grugget stond aan de deur, toen Sim terugkwam met een korf vol appelen.
‘Bob Grunnel heeft die voor je meegegeven,’ zeide hij. ‘Haast je wat en bak appelkoeken voor het avondeten.’
Zij nam den korf en ging de keuken in. Er gleden vreugdetranen langs haar gerimpelde wangen.
Alb. S.