De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Hemelvaart. Gelijk den avond vóór Zijn naamloos lijden De Heer ten feestdisch zat, en aan Zijn zij Genoot verrukt der Broedren kleine rij Zijn zalvend waarheid-woord in stil verblijden; Ten leste Hij Zijn afscheidsvrede zei. En zag dan weemoed op hun voorhoofd hangen, Daareven rustig-helder; zij verstaan, Ondanks hun geestestraagheid, dat met 't gaan Van Hem ook gaat hun innigst zielsverlangen, En angst en kommer hun om 't harte slaan. ‘Mijn Broedren,’ sprak Hij minzaam, ‘wilt niet vreezen! ‘Ik ga, vervullend 't zeggen der Schriftuur, ‘Maar gij, wacht hier, tot in een bad van vuur ‘De Geest u doop'! Hij zal uw trooster wezen; ‘Doch niemand dan de Vader weet het uur!’ Toen leidde Hij den kleinen troep naar buiten, Naar 't lievlingsoord, waar vaak Hem de avondstond Na langen arbeid met de Zijnen biddend vond. Terwijl om Hem een nauwen kring zij sluiten, Breekt 't glorielicht des Vaders, die Hem zond, Uit Zijn gelaat en zeegnend Hij naar boven Vol statie vaart op vleuglen eigner macht. En zij, vervoerd in visioenenpracht, Hem staren na, tot in een voorgeschoven Wolkfloers hun blik verwart.... Dan klinkt er zacht Een Englenstem: ‘Lieden van Galileën, ‘Wat schouwt gij nog? Hij, Die ten hemel toog, ‘Den laatsten dag weerkomt op wolken hoog!’ En als ontwakend zij geknield beleën De liefde van Die heenging uit hun oog. St. Charles. Dr. A. SMOOR. Vorige Volgende