Bij de Platen.
De H. Eduard II, de Martelaar, koning van Engeland. -
Eduard II, de zoon van Edgar, die den trotschen titel had aangenomen van keizer van Albion, koning en heer van geheel Brittannië en de omliggende eilanden, volgde zijn vader in 975 op.
De nieuwe koning was een knaap van nog maar dertien jaar. Zijn stiefmoeder, de heerschzuchtige Elfride, betwistte hem de kroon, die zij voor haar eigen zoon, den zevenjarigen Ethelred, begeerde. Maar de H. Dunstan, aartsbisschop van Kantelberg en raadsman van den overleden vorst, sprong voor de rechten van 's konings eerstgeborene in de bres en wist ook de edelen te bewegen, voor Eduard partij te kiezen. Deze werd dan ook te Kingston door den H. Dunstan tot koning gezalfd.
De koningin-moeder, vertoornd over het verijdelen harer plannen, had een onverzoenlijken haat tegen haar stiefzoon opgevat en besloot hem in het verderf te storten. De jeugdige koning, die de gevoelens zijner stiefmoeder kende, bleef haar toch bij iedere gelegenheid de meest ondubbelzinnige bewijzen van zijn eerbied en genegenheid geven. Hij behandelde ook Ethelred als den teederste der broeders, en zijn gedrag was des te bewonderenswaardiger, daar het vrij was van alle veinzerij en voortkwam uit een rechtschapen en eerlijk gemoed. Elfride werd daardoor niet geroerd; wraak- en heerschzucht deden haar de heiligste wetten van godsdienst en natuur met voeten treden.
Drie en een half jaar had Eduard geregeerd, toen hij, in een woud bij Wareham, in het graafschap Dorset, ter jacht zijnde, een bezoek bracht aan zijn stiefmoeder. Elfride, in plaats van dit blijk van oplettendheid op prijs te stellen, bracht het gruwelijk opzet ten uitvoer, dat zij sedert geruimen tijd gevormd had. Door een gehuurden moordenaar liet zij den jeugdigen vorst doorsteken.
Het lijk werd in een moeras geworpen, maar teruggevonden en in de kerk van Onze Lieve Vrouw van Wareham begraven, van waar het drie jaar later naar het klooster van Shaftsbury werd overgebracht. God eerde het lijk van den koninklijken martelaar met verscheidene wonderbare genezingen, en verschillende kerken vroegen en verkregen gedeelten zijner eerbiedwaardige overblijfselen. De H. Kerk vereert dezen jeugdigen heilige op den 18en Maart, den dag van zijn martelaarschap.
Elfride, door wroeging gekweld en getroffen door de mirakelen, door tusschenkomst van den Heilige gewrocht, kwam tot inkeer en nam het besluit, door oprechte boetvaardigheid voor haar misdaad vergeving af te smeeken. Zij verliet de wereld en stichtte de kloosters van Wherwel en Ambresbury; zij nam haar intrek in het eerste der twee en bracht er haar overige levensdagen in boetedoening door.
Haar zoon Ethelred, dien zij koning had willen zien, was een laf en ongelukkig vorst. Onder zijn regeering werd Engeland door allerlei rampen getroffen en had vooral veel te lijden van de invallen der Denen, door den H. Dunstan, die in 988 overleed, voorspeld.
pater hartmann von an der lahn-hochbrunn.