Huwelijksaanzoek.
Naar de schilderij van H. Valkenburg.
Bezoekers van Amsterdam's Stedelijk Museum zullen zich ongetwijfeld dit werk van den nu een groote twintig jaar geleden gestorven - te Deventer in 1826 geboren - schilder Hendrik Valkenburg herinneren.
Wat ons op het eerste gezicht treft is het typische van het gevalletje: een bedremmelde boerenknaap komt aanzoek doen bij de moeder zijner uitverkorene. Hij heeft al 'n tijdje zitten praten over 't weêr en de buren, z'n pijp al eens laten uitgaan en weêr opgestoken, totdat de stevige boerendeern, die achter moeders stoel staat, hem met een welgemeenden elleboogstoot herinnerde aan het eigenlijke doel van zijn bezoek, tevens trachtend hem daarmeê wat te bemoedigen; want ze waren het immers den laatsten Zondag, toen ze na de Hoogmis samen een kuiertje maakten, heelemaal eens geworden, en nu moest hij er ook maar hoe eer hoe beter voor uitkomen. Toen heeft hij de stoute schoenen aangetrokken en eerst stotterend, maar al vlotter, aangemoedigd door het vriendelijke, een weinig schalksche gezicht der oude moeder, die hem wel lijden mag, heeft hij alles verteld en - het hooge woord is er nu gelukkig uit. Moeder heeft het niet al te ongunstig opgenomen, dat hij haar eenige weghalen wil - 't is immers 's werelds beloop - maar ze meent toch, dat een gemoedelijk vermanend woordje op zoo gewichtig oogenblik niet misplaatst is: de jongen heeft zijn gebreken als ieder, en 't is haar moederplicht hem die op zachtzinnige manier onder 't oog te brengen, éér ze haar jawoord geeft.
De knaap zit dan ook een beetje beteuterd te kijken, onzeker wat hiervan het einde zal zijn, maar het glunder glimlachend meiske achter moeders stoel is zonder zorg, en als hij maar even opkeek naar haar oolijke gezicht zou ze hem wel beduiden, dat hij niet zoo benauwd hoeft te wezen, want dat alles in orde komt.
Dit of een dergelijk geschiedenisje dringt zich bij het zien der schilderij aanstonds aan onze verbeelding op, en als we ons met het typische van het gemoedelijk in beeld gebrachte gevalletje hebben vermaakt en ons verlustigd in de nauwgezette zekerheid, waarmee de schilder het in al zijn bijzonderheden heeft weergegeven, vanaf de handelende personen tot het pronkservies op het glimmend gewreven kabinet aan den muur, moeders ouderwetsche naaidoos op tafel en de blauw-porseleinen borden op den schoorsteenrand - dan waardeeren we den mooien werklust van den man, die, een groot deel van zijn leven doorbrengend met deze eenvoudigen, gelukkig was in het weergeven van hun kalme vreugden en huiselijke genoegens; die zijn lust vond in de licht-gedrenkte atmosfeer hunner hutten, als de zomerzon de vaalheid der armoede overspreidde met goudglanzend waas of het bleeke winterlicht liefelijk speelde langs de propere blankheid van het welonderhouden huisgerei der ruimer bedeelden; die niet gelijk Israëls zijn werken als 't ware drenkte in eigen sentiment van diep-tragisch meê-leven, of als Neuhuys ze opvoerde tot pracht-geheelen van lijn en kleur en licht, maar toch in mooie, blonde tonen en aangename kleuren te verhalen wist van zijn vriendelijk-eenvoudig meê-leven met het dagelijksch lief en leed van het Larensche en Twentsche volk, welks schilder hij was.
M.V.