De galerij der Pausen.
Wij durven veronderstellen, dat het onzen lezers aangenaam zal zijn, bij gelegenheid van het zilveren regeeringsjubilé des H. Vaders een losse plaat te ontvangen met de beeltenissen van al de Pausen, die van Petrus' tijd tot op onze dagen de Kerk van Christus bestuurd hebben.
Welk een krachtige taal spreken tot het gemoed van den katholiek de beeltenissen dier breede rij van mannen, getuigen van, neen, medewerkers aan de wereldhistorie van negentien eeuwen, - dier mannen, meest hoog van deugd en uitmuntend in gaven, die aan de vestiging, de uitbreiding van het Godsrijk op aarde hebben gearbeid, er voor hebben gestreden en geleden, velen met hun bloed de heiligheid der leer bezegelend, die het grootste en heerlijkste Godsgeschenk is.
In den tijd, dat de Heiland der wereld geboren werd, leed en stierf, hadden zich bijna alle volken der toenmaals bekende aarde onder het juk der Romeinen gebogen; de Cesars te Rome waren de beheerschers der wereld. Hun troon is ineengestort, bedolven onder het stof en de asch van den tijd. In den loop der eeuwen ontstonden nieuwe, groote rijken, machtige dynastieën werden gegrondvest, de volken juichten ze toe. Verdwenen de rijken, verdwenen de dynastieën!
Slechts één troon ter wereld heeft allen stormen des tijds het hoofd geboden en ze overleefd; maar één rijk heeft zich voortdurend krachtiger ontwikkeld, zijn grenzen steeds verder uitgezet: de Stoel van Petrus, door den sterken arm Gods als een rots geplant in den stormvloed der aardsche vergankelijkheid; het rijk des Pausen, dat op geestelijke wijze heel de wereld, van den opgang tot den ondergang der zon, omspant en omvademt. Den beheerscher van dit rijk, door Gods almachtige hand op Petrus' Stoel geplaatst, juichen millioenen menschenharten toe van het met ijs bedekte Noorden tot het woestijnzand van Afrika, van de steppen in Azië tot de kusten van den Grooten Oceaan, en al die millioenen gehoorzamen aan de wet, door de Plaatsbekleeders van Christus op aarde bijna negentienhonderd jaren verkondigd.
Dat het Pausschap al die eeuwen, ook in tijden van de grootste verwarringen en troebelen, is in stand gebleven, is een der treffendste bewijzen voor de waarheid en goddelijkheid van het Christendom. ‘Gij zijt Petrus, dat is Steenrots, en op die Steenrots zal ik Mijne Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen,’ heeft Christus gezegd. De rots staat nog vast en onwrikbaar op dezelfde plaats.
De geschiedenis van het Pausschap is een voortdurend, steeds grooter wordend wonder, en voor een trouwen zoon der katholieke Kerk kan er niets troostrijkers, niets verheveners zijn, dan een blik op die geschiedenis.
Men kan haar in acht tijdvakken verdeden. Het eerste begint met de komst van den H. Apostel Petrus te Rome (44 na Christus) en eindigt met den dood van Paus Melchiades † 314. Bijna alle Pausen uit dit tijdvak, twee en dertig in getal, stierven als bloedgetuigen voor het geloof den marteldood. Zoo lang het heidensche Rome door zijn keizers machtig was, wendde het alle pogingen aan, om het Christendom te vernietigen. Het was een doornige weg, dien de heilige mannen in deze eeuwen van verdrukking moesten afleggen, maar Gods zegen vergezelde hen. Het Christendom verbreidde zich ondanks de verwoedste vervolgingen steeds verder, en van het Romeinsche rijk vielen voortdurend meer gewesten af. Het keizerrijk ging onder, de Stoel van Petrus bleef. Rome verloor zijn heerschappij, de opvolger van Petrus breidde de zijne uit. Een der grootste Pausen uit dit tijdvak was Victor I (193-203); zijn wijsheid en voorzichtigheid, zijn beleid en volharding dwongen zelfs den tegenstander eerbied af. Onder Paus Melchiades behaalde keizer Constantijn, vertrouwend op het woord: ‘In dit teeken zult gij overwinnen,’ de overwinning op keizer Maxentius. Voor de Kerk brak het licht van een beteren dag door de wolken.
Het tweede tijdvak omvat de volgende drie eeuwen en telde drie en dertig Pausen van Sylvester I (314-337) tot Gregorius I (590-604). Ook in den aanvang van dit tijdvak woedden schrikkelijke vervolgingen tegen de Christenen. Paus Sylvester moest zich meermalen schuilhouden en het bloed der martelaren vloot bij stroomen, maar het licht van het Christendom straalde in steeds voller glans. In het jaar 325 werd te Nicea een concilie van meer dan driehonderd bisschoppen gehouden, keizer Constantijn werd te Rome door Paus Sylvester gedoopt, en de Christenen stonden voortaan onder de bescherming van den machtigen keizer.
De grootste figuren onder de Pausen in dit tijdvak zijn ongetwijfeld Leo I en Gregorius I, wien beiden de bijnaam van den Groote is geschonken. Den eerste kent de geschiedenis als den grooten kerkleeraar, den bedwinger van den Hunnen-koning Attila, die op 's Pausen voorbede Rome spaarde. Paus Gregorius is bekend om zijn roemrijken strijd tegen de Longobarden, om de kerstening der Angelsaksers, om de invoering van den naar hem genoemden Gregoriaanschen zang. Beide Pausen overzagen met scherpen blik hun tijd, beiden wisten de zuivere, apostolische leer van Christus tegenover de dwalingen, die vooral in het Oosten opdoken, te handhaven. Gregorius I ontving van de overige bisschoppen der christelijke wereld voor het eerst den titel van Pontifex maximus.
Het derde tijdvak reikt van het begin der zevende tot het midden der negende eeuw en telt van Bonifacius III tot Benedictus III († 858) een en veertig Pausen. In dit tijdperk valt de geloofsprediking in Nederland en Duitschland: Willibrord werd door Paus Sergius I, Bonifacius, de apostel der Duitschers, door Gregorius II gezonden. Bij de Franken, reeds twee eeuwen vroeger gekerstend, stond het gezag van den H. Stoel zoozeer in aanzien, dat Pepijn de Korte zich door Paus Zacharias liet kronen. Pepijn voegde ook bij de bezittingen van den H. Stoel het land tusschen Ravenna en Ancona, waardoor de grondslag werd gelegd voor den Kerkelijken Staat. Karel de Groote breidde dit gebied door nieuwe schenkingen uit en werd door den H. Leo III tot keizer van het H. Roomsche Rijk gekroond. De Paus werd als het geestelijk en ook als het wereldlijk hoofd der geheele Christenheid erkend.
Gedurende het vierde tijdvak, dat met Nicolaas I den Groote (858-867) begon en met Alexander II (1061-1073) sloot, regeerden niet minder dan 51 Pausen. De gewichtigste gebeurtenis uit dit tijdvak was de groote scheuring in het Oosten, door keizer Michael III van het Oost-Romeinsche rijk en diens handlanger Photius verwekt.
Het vijfde tijdvak, door Gregorius VII, den beroemden monnik Hildebrand (1073-1085) geopend, eindigde met Benedictus XII (1334-1342). Dit tijdperk, dat met Gregorius VII zoo roemrijk begon en het Pausdom op het toppunt van aardsche macht en aardschen luister toonde, eindigde naar Gods ondoorgrondelijke raadsbesluiten