De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19
(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBij de Platen.Marktdag te Landsberg. -Landsberg is een vriendelijk, welvarend stadje in Opper-Beieren, aan de Lech. Gedurende den Dertigjarigen Oorlog werd het door de woeste Zweden onder Gustaaf Adolf ingenomen, nadat het hun in 1632 gelukt was, de rivier over te komen, hardnekkig verdedigd door de keizerlijken onder hun veldheer Tilly, die er door een kanonskogel doodelijk gewond werd. Typisch Beiersch is Landsberg met zijn oude huizen, zijn fraaie poort, deel uitmakend van den langzamerhand wegbrokkelenden vestingmuur; zijn raadhuis met muurschilderingen van den beroemden Munchenschen historieschilder von Piloty; met zijn ruime marktplein. 's Zaterdags komen de landlieden uit den omtrek met hun groenten en gevogelte hier ter markt, en biedt het plein een levendigen, schilderachtigen aanblik. Niet de monumentale poort en de typische huisjes, maar ook de landlieden zelf schijnen tot een anderen tijd dan den onzen te behooren. Rustige gemoedelijkheid is de meest sprekende trek van het tafereel, op onze afbeelding weergegeven, een gemoedelijkheid, die weldadig afsteekt tegen het drukke drijven van onzen tijd en in onze groote steden. | |
Dante en Beatrice. -Reeds menigmaal heeft de Illustratie in den loop der jaren een gebeurtenis uit het veelbewogen leven van den dichter der Divina Commedia in beeld gebracht: wij hebben Dante als balling gezien aan het hof van Guido da Polenta te Ravenna, nadat zijn vaderstad Florence haar beroemdsten zoon had uitgebannen; we hebben hem aanschouwd, weenende over den dood der onvergetelijke Beatrice, de jonkvrouw, die reeds als kind een onuitwischbaren indruk op hem gemaakt had. Ditmaal is het een ontmoeting van Dante met de negentienjarige Beatrice, die het oog van den beschouwer boeit: de dichter met diepe bewondering en innige vereering in het starende oog; de jonkvrouw met haar nobele gestalte en kinderlijkreinen blik, getroffen door de stille en eerbiedige hulde, die haar wordt gebracht. Wie was deze Beatrice? Te Florence bestond het aloude gebruik, dat de eerste Mei met allerlei openbare en bijzondere feestelijkheden gevierd werd. Folco Portinari, een aanzienlijk burger, had ook ter eere van dien dag een gezelschap ten zijnent genoodigd. Daaronder bevond zich mede Dante, toen nog niet ten volle negen jaar oud. Beatrice, de jonge dochter des huizes, was haar achtste jaar ingetreden. Nu gebeurde het, dat onder het kinderlijk spel Dante zoozeer door haar werd aangetrokken, dat geen geluk of leed hem ooit haar deed vergeten, en de dichter later met den naam van Beatrice zijn geheele leven en streven uitdrukte. Dantes liefde voor de jonkvrouw wies met de jaren, en onuitsprekelijk was zijn smart, toen ze hem, nog jong, in 1290 ontviel. Zijn stemming drukte hij uit in een sonnet, waarin hij, zich tot eenige pelgrims richtend, die ter bedevaart naar Rome gingen en door Florence trokken, uitriep: ‘Hoe komt het, dat gij niet weeklaagt, nu gij door deze diep bedroefde stad trekt; als gij er een wijle vertoefdet, zoudt ge met mij weenen, want weet, de stad verloor haar Beatrice, en wat van haar te zeggen valt doet zelfs een vreemdeling over zulk een verlies treuren.’ In zijn Vita nuovaGa naar voetnoot1), kort na Beatrices dood geschreven, verheerlijkt hij zijn genegenheid voor haar, verhaalt er de geschiedenis van, en vlecht er tal van sonnetten en canzonen tusschen, die hij dan weer in proza opheldert. Aan het einde van dit werkje zegt hij, een visioen te hebben gekregen, dat hem aanzette Beatrice te verheerlijken, zooals nog geen sterveling geprezen was. Het zou een gedicht worden, dat al het aardsche en het hemelsche, de natuur en de geschiedenis, de hel, het vagevuur en het paradijs moest bevatten. Alle wetenschap van zijn tijd, het streven van geheel zijn eigen leven zou hij er in uitdrukken. Hij noemde het dan ook een heilig werk, een gewijd gedicht, un poema sacro, waaraan, naar zijn eigen woord, ha posto mano e cielo e terra, hemel en aarde gewerkt hebben. Aan dit dichtwerk, een der grootste meesterstukken van den menschelijken geest, schonk hij den naam van CommediaGa naar voetnoot2) en verdeelde het in drie groote deelen, naar de drie groote rijken, die hij in zijn visioen bezocht: Inferno, de hel; Purgatorio, het vagevuur; Paradiso, het paradijs. Pater Van Hoogstraten, in zijn Studiën en Kritieken, noemt de Commedia een wereld-gedicht, ‘om eenigszins het alomvattende uit te drukken van zijn inhoud.’ Ook de kunstvorm, waarin het tot ons spreekt, omvat al de kunstvormen der poëzie. Die vorm is zoowel episch als dramatisch, zoowel lyrisch als satirisch. Beatrice is in de Commedia - zegt dezelfde kunstrechter - niet in de eerste plaats ‘de begaafde, de onschuldige, de in den bloei des levens weggenomen’ dochter van Folco Portinari, die door den dichter tevens tot een christelijk zinnebeeld gemaakt wordt. Zij is Dantes ideaal van hemelsche | |
[pagina 16]
| |
waarheid en bovenaardsche schoonheid. Christelijk zinnebeeld te zijn in de verhevenste beteekenis van dit woord is in de Commedia haar geheele bestemming. En elders: ‘Niemand, die met ernst en aandacht leest, kan het onderscheid miskennen, dat er bestaat tusschen de Beatrice der Vita nuova en die der Commedia. De eerste, hoezeer voor den verrukten blik des dichters in een bepaalden zin de verpersoonlijkte reinheid en onschuld, is nog kennelijk een kind dezer aarde. Men gevoelt, dat Dante in haar beeld zijn herinneringen, maar verhoogd en verdichterlijkt, wil doen leven. ‘De Beatrice der Commedia is niet meer van deze aarde. Zij is een bovenaardsche gestalte, om wier hoofd een hemelsche stralenkrans vonkelt. Zij spreekt met bovenaardsch gezach en met bovenaardsche wijsheid. Wat ons in haar nog aan deze aarde herinnert heeft ten doel, ons het bovenaardsche, dat in haar gansche verschijning wordt verheerlijkt, in bepaalde beelden en verrassende levensvormen toe te spiegelen. Dantes zielsgeschiedenis wordt ons in deze treffend schoone schepping van zijn genie op het heerlijkst vertolkt’.... | |
Krijgsgevangen Boeren aan boord van een Engelsch transportschip. -Vóór den oorlog in Zuid-Afrika wisten de meeste onzer landgenooten, mogen wij wel zeggen, van de Boeren in de Zuid-Afrikaansche republieken bitter weinig. En de voorstelling, die men zich van hen maakte, zal van de werkelijkheid heel veel verschild hebben. Krijgsgevangen Boeren vervaardigen aan boord van een Engelsch transportschip allerhande speelgoed.
Naar een teekening van A. Dressel. Thans heeft men hen beter leeren kennen, waardeeren en hoogachten. Kranige mannen zijn het, uitmuntende soldaten, en geboren legeraanvoerders vindt men onder hen bij dozijnen. Maar de oorlog heeft bij de Boeren nog iets anders aan het licht gebracht, wat men bij hen al evenmin zou vermoed hebben. Wij bedoelen hun buitengewone vaardigheid, om met de eenvoudigste hulpmiddelen, met niets anders dan een zakmes, allerhande speelgoed te maken, - een vaardigheid, welke aan die der Herrgottschnitzler in Tirol en Zuid-Beieren herinnert. Is er, zoo vragen wij, ook niet in zeden en leefwijze eenige overeenkomst tusschen de eenvoudige, vrome, landelijke bevolking in het Duitsche Alpenland, en de patriarchale Boeren in Zuid-Afrika? In ieder geval, men heeft hier te lande verbaasd gestaan over het verrassende knutselwerk der Boeren krijgsgevangenen op St. Helena en Ceylon, door hen uit dank voor de Nederlandsche milddadigheid aan de besturen der comité's gezonden, die zich het lot der krijgsgevangenen en van hun betrekkingen hebben aangetrokken. Onze afbeelding stelt een groepje Boeren voor, die, aan boord van een transportschip om naar St. Helena, Ceylon of Bermuda te worden overgebracht, den eindeloozen tijd dooden met het maken van allerlei snuisterijen uit hout, welke, straks in geld omgezet, het middel zullen zijn, om hun harde ballingschap althans eenigermate te verzachten. |
|