Niemand dan een oude dienstvrouw hoorde haar aan, de dienstvrouw bleef steeds zwijgen, indachtig Huon's bevel.
Toen bracht zij het kind, een zoon ter wereld - het had Borphanes' dierbare trekken - door haar tranen lachte zalige herinnering. En zij klemde het kind aan haar borst in eindelooze liefde en eindeloozen angst!
Zoo ging een dag voorbij - de dienstvrouw vond haar, weder in de armen het kind. Met zachten dwang ontnam zij het kind der moeder en wilde henengaan met hem. - Jammerend eischte Hermione haar kind terug....
De vrouw, aarzelend, onthutst, bekende, het kind te moeten dooden op Huon's bevel....
De arme moeder schreide, smeekte om erbarmen, in ontzettende wanhoop. - Eindelijk, uitgeput, zwijmde zij op haar leger.
Toen zij ontwaakte, was haar kind niet meer bij haar. Een hevige koorts ontnam haar opnieuw het bewustzijn, dagen lang....
De dienstvrouw, bewogen door medelijden, had het kind gebracht naar een visschersdorp en het eenen priester ter opvoeding afgestaan - aan Huon berichtte zij den dood.
Nu achtte deze het oogenblik van handelen gekomen. Hij riep de ridders bijeen, meest bejaarde mannen; de jongeren waren hun hertog gevolgd in den krijg om Christus' graf.
Wanneer de edelen vergaderd waren, verscheen Huon in hun midden, hooghartig vertoonend de gezegelde volmacht van hunnen heer en hertog en met geveinsde smart en verontwaardiging, klaagde hij Hermione aan van echtbreuk en verduistering van haar kind, allen uitdagend door woord of daad op te treden te haren gunste en zóó zijne woorden te logenstraffen!
Roerloos zwegen allen - met veelzeggend zwijgen van twijfel en onmacht-erkenning.
En Huon, trotsch, herhaalde zijn vraag - met gebogen hoofd stonden de oude ridders. Wèl waagden enkelen schuchter het wederwoord: ‘Wij weten niet van haar schuld, doch uw eerewoord zegt ons genoeg.’
Huon verklaarde haar nu strafschuldig; veroordeelend, krachtens zijn volmacht tot oordeelen, ontzegde hij haar huis en have van haren hertogelijken heer.
Niemand waagde zelfs een bede tot verzachting van het vonnis, vreeze verlamde aller wil. En Huon sprak het banvonnis uit over haar als over een misdadige!
Toen Hermione's bewustzijn, bij het koelen van den koortsgloed, was teruggekeerd, begreep zij plotseling met angstige helderheid het ontzettende van haar toestand. Haar kind gedood, zij zelve blijvend in de handen haars vijands. Smart en angst verlamden denken en voelen, haar oogen, dor van tranen, staarden star in de eenzame duisterheid. Huon's vonnis was haar bijna een verlossing!
Nu dwaalde zij, gebroken naar geest en lichaam, onbeveiligd tegen koude en honger, eenzaam als een verworpene door het land, waarvan zij de landsvrouwe was, bedelend brood in de schamele hutten en vragend een simpel verblijf voor den nacht. En wie haar herkenden en schuldig geloofden, ontweken haar met afgrijzen, wie geloofden in haar onschuld, ontweken haar mede, uit vrees voor Huon's haat. Zoo doorwaakte zij vele nachten onder den blooten hemel, of in een schuur, zij, de broze, teere Hermione!
Ten laatste bereikte zij een burcht, uitgeput en bezwijkend, smeekend te mogen blijven als de nederigste der dienstvrouwen.
De edellieden van het kasteel herkenden haar, doch zwegen daarvan - bewogen door medelijden, verhoorden zij haar bede en namen haar op....
Terwijl de landsvrouwe kwijnde in nederigen staat, heerschte Huon op Borphanes' zetel. Slechts een klein gedeelte der met den hertog ten kruistocht uitgetogen ridders was teruggekeerd, zijn dood kon niet betwijfeld worden en Huon gevoelde zich vast op den troon.
Alom betreurden de onderdanen hun veelgeliefden heer Borphanes, zuchtend onder den druk van Huons' heerschzucht!
Zoo gingen jaren voorbij!
Daar voer een gerucht door het land: ‘Borphanes leefde en was in aantocht!’ Huon beefde van toorn en spijt, met één slag werd vernietigd al wat hij zich had opgebouwd met sterken wil - het volk juichte van blijde verwachting. Hermione werd geslingerd tusschen vreeze en hoop.
Borphanes betrad zijn hertogdom, omstoet door de ridders, die met hem gered waren op wonderbare wijze! Alom stroomde het volk onder luiden jubel hem tegen, zijn wegen bestrooiend met bloemen, zijn handen kussend en de lucht vervullend met blijde kreten!
Borphanes beantwoordde dien jubel met droeven groet; zijn gelaat, verouderd door jarenlange ontbering, werd door geen lach verhelderd.
Dicht bij zijn land was de mare tot hem gekomen van het rampzalig verloop der droeve geschiedenis, waarvan het begin hem bekend was geworden uit Huon's eerste boodschap. En hoe meer hij zijn burcht naderde en bij het luider rijzen der ‘welkoms’ zonk àl dieper zijn hoofd. Huon reed hem te gemoet, steeg af en begroette hem met geveinsde liefde, met veel onderdanigheid. Borphanes beantwoordde zijn groet en sprak met diepen weemoed: ‘Komt mijn hooge vrouwe mij niet begroeten en verwelkomen, broeder?’ Huon antwoordde ontsteld: ‘Zij is niet meer op de burcht, heer broeder. Ik volgde uw last en behoedde uw eer!’ - ‘Hoe behoeddet gij dan mijn eer?’ - ‘Ik verhoedde verdere oneer en ontnam haar de vrijheid. Toen pleegde zij zelfs schennis aan haar bloed en doodde haar eigen kind! Ik verjoeg de onwaardige!....’
‘En waar toeft zij nu?’ - ‘Dat is niemand bekend - wellicht trof haar reeds de dood.’
Borphanes, vernietigd, trok als een rouwdragende in het doodsche, kille slot en verborg zich in eenzaamheid.
Na eenige dagen kwam tot hem de burchtheer, bij wien Hermione toefde en maakte hem bekend met haar verblijf. Hij zegde hem, hoe heel het volk geloofde in haar onschuld, vurig verbeidend haar rechtvaardiging. Hij verhaalde àl wat zij had geleden sinds 's hertogs opgang ten kruistocht; hoe zij jaren lang kwijnde in smart van herinnering en verlangen. Borphanes gevoelde des twijfels ontzettende kwelling.... toen begon in hem òp te leven het geloof aan de onschuld der hem eenmaal zoo dierbare vrouw, en vreemd leken hem vele woorden in den brief zijns broeders! Hij peinsde heel lang - toen was zijn besluit gerijpt - opnieuw zou een raad der ridderschap bijeengeroepen worden, opnieuw de zaak onderzocht en behandeld.
Aldus deed hij.
De rechters vergaderden in Borphanes tegenwoordigheid - Hermione verscheen, de eens zoo ranke gestalte gebogen, de lichte gang slepend, het bloeiend gelaat bleek en verouderd, de schitterende oogen verdoft door veel geweens. Borphanes sidderde van onuitsprekelijk wee.... hij wilde de bevende handen naar haar uitstrekken - Hermione, hem ziende, wankelde, - dan zich herstellend, wierp zij hem een blik toe vol zacht verwijt en oneindige liefde. Borphanes' oogen waren vol tranen.
Daar trad Huon op en onstuimig, in woord en blik de haat, herhaalde hij de beschuldiging van echtbreuk, zijnen broeder eens geboodschapt, de beschuldiging van kindermoord, vroeger uitgesproken voor den raad der ridderschap.
Hermione zweeg - hare oogen richtten zich naar Borphanes, met uitdrukking van zielroerende smeeking. En al de vroegere heerlijke gevoelens van liefde voor het toen zoo jonge, schoone kind, voor de broze vrouw, die hem eerde met aandoenlijke aanhankelijkheid, hernieuwden zich in hem.
Arglistige verhooren volgden - Hermione betuigde haar onschuld in treffende woorden - doch Huon's hartstochtelijke betoogen en onder eede bevestigde verklaringen overstelpten deze en de woorden van verweer stokten haar in de keel!
De omgekochte rechters oordeelden haar schuldig en veroordeelden haar ter dood!
Borphanes verklaarde zich onbevredigd en stelde de voltrekking van het vonnis uit. In verwarring verhieven zich de rechters, Huon kon een kreet van woede niet bedwingen en verliet de zaal met groot gerucht.
Op een wenk van Borphanes werd Hermione weggeleid. Hij zelf ging henen der wanhoop ten prooi!
Borphanes kon Huon's getuigenissen niet krachteloos maken, en buigend voor zijns broeders overmacht gaf hij zijn weerstand op.
Het was de dag van Hermione's terechtstelling!
Een groote menigte vulde het plein voor den hertogsburcht, onbeweeglijk saamgedrongen en huiverend starend naar den opgerichten brandstapel!
Daar schokten trompetten. Borphanes verscheen met zijn vazallen en zette zich neder op den troon, door strakheid zijns gelaats trachtend te verbergen de ontzettende worsteling zijner ziel.
Hermione, met gebonden handen, omringd door krijgsknechten, naderde - Borphanes, verbleekte, een rilling doorliep de scharen, halzen rekten zich - een gesmoord gemompel van beklag gromde aan... Zij wankelde voort, doodsbleek en moedeloos als een die sterven gaat. Huon, in volle rusting trotsch te paard gezeten, wierp uitdagende blikken op de menigte, op Hermione!
Klaroenen schetterden!... een heraut reed te midden der scharen en riep uit Hermione's schuld: echtbreuk en kindermoord, riep uit het vonnis van den vuurdood, dat aan haar zou voltrokken worden, oproepend allen die de rechtvaardigheid van dat vonnis betwijfelden, zich te meten met Huon, den vorstelijken aanklager!
Geen verliet de rijen.
Ten tweeden male herhaalde de heraut de uitdaging, onbeweeglijk stonden de ridders geschaard om hun hertog, onmachtig hun vrees voor Huon te overwinnen, zich schamend over eigen lafheid!
Ten derden male klonk bij klaroengeschal de oproep des herauten!
Dof hoefgestamp van verre.... zandwolken rezen op.... op een schuimend ros kwam een schildknaap aangereden, dóórbrekend de scharen en tot voor Borphanes' troon, daar aankondigend de nadering van zijnen doorluchtigen heer ridder Garalban, die den handschoen zoude opnemen voor de zwaarbelaagde vrouwe Hermione!
Gejuich steeg op uit de schare, golvend bewogen door groote ontroering....
Daar verscheen een ridder; kinderlijk tenger, doch met verrukkelijken zwier zich heffend in gouden harnas op een melkwit ros.
Huon glimlachte verachtelijk, teleurstelling en bewonderende sympathie teekenden de scharen. Borphanes weende van medelijden om den jongeling die sneven ging, alleen Hermione zag biddende ten hemel, waarvan zij hem een bode geloofde.
De strijd begon - hèl kletterden de slagen op helm en harnas, al sneller, al sneller, - en telkens week de jonge ridder door de kracht zijns bestrijders, die hem wonden sloeg.
Doch Huon gevoelde, dat meer dan kinderkracht huisde in dat tenger lichaam!
De jonge ridder, in opperste spanning zijner krachten, viel Huon aan met onstui-