nando Cortez, Pizarro, den Cid, don Juan van Oostenrijk, en wat verder den stormhoed van Boabdil, den laatsten Moorschen koning van Granada, het schild van Frans I, die te Madrid heeft gevangen gezeten, den veldstoel van Karel V.
In een hoek der zaal zijn de zegeteekenen gerangschikt, op de Turksche legers behaald: helmen met juweelen overladen, halsketenen van slaven, kromzwaarden met fluweelen scheeden, die, met goud omboord, rijk geborduurd en bepareld zijn; de buit van Ali Bascia, die in den slag bij Lepanto op het admiraalschip sneuvelde. Langs een andere zijde ziet men halssieraden en kruisen van de vorsten der Gothen: in een ander vertrek de voorwerpen, buitgemaakt op de Indianen van Marivales, de Mooren van Cagayan en van Mindanao, de wilden van de verst verwijderde eilanden in Oceanië, als halssnoeren van slakkenschelpen, pijpen van geel koper, houten afgodsbeelden, slavenkleederen van palmbladeren, vergiftigde pijlen enz.
En waar men zich ook wendt - zegt Edmondo de Amicis in zijn reeds aangehaald werk - overal ziet men rijzadels van koningen, maliënkolders, veldslangen, historische trommen, sjerpen, opschriften, herinneringen en beelden van alle tijden en landen, van de komst der Gothen af tot den slag bij Tetuan, van Mexico tot China.
Belangrijk ook is het Museum voor de Scheepvaart, waar een der zalen den naam draagt van kabinet der ontdekkers. De naam duidt reeds den inhoud aan. Men ziet er zegeteekenen, wapenen en voortbrengselen, afkomstig van de landen, in de 15e en 16e eeuw door Spanjaarden ontdekt, de portretten van Columbus, Pizarro en Cortez; een stuk van den boom, waaronder de veroveraar van Mexico in dien vermaarden noche triste (droevigen nacht) rustte, nadat hij zich met zijn handvol dapperen een doortocht had gebaand door het ontzaglijke leger, dat hem in de vallei van Otumba opwachtte; een vaas uit den stam van den boom gehouwen, waaronder de groote ontdekkingsreiziger Cook den laatsten adem uitblies; een reeks portretten van vermaarde zeevaarders, en in het midden een groot schilderij, dat de drie schepen van Columbus, de Nina, de Pinta en de Santa Maria voorstelt op het oogenblik dat zij de kust ontdekken, al de matrozen vreugdekreten aanheffen, de nieuwe wereld begroeten en God danken.
toledo gezien van den oever der taag.
De andere zalen, tien in getal, zijn eveneens met kostbare voorwerpen gevuld. In die naast het kabinet der ontdekkers zijn de herinneringen aan den slag van Trafalgar verzameld: de schilderij der Allerheiligste Drievuldigheid, die in de achterkajuit van het schip Real Trinidad was en die weinige minuten vóór het vaartuig zonk den Engelschen ontnomen werd; de hoed en degen van Gravina, den admiraal der Spaansche vloot, die aan de gevolgen zijner wonden overleed; een model der Sant' Anna, een der weinige schepen, die behouden uit den strijd kwamen. Verder een kelk, gesneden uit het hout van den boom, onder welks lommer den 19en Maart 1519 te Havanna de eerste H. Mis werd opgedragen, en andere om afkomst, oudheid of vreemdsoortigheid merkwaardige zaken.
In een andere groote zaal vindt men een vloot van galjoenen, karveelen, brigantijnen, korvetten, fregatten, schepen van alle zeeën en alle eeuwen, gewapend, gevlagd, geproviandeerd, zoodat ze slechts een gunstigen wind schijnen af te wachten om zee te kiezen.
de taag met de alcantara-brug bij toledo.
Madrid bezit nog een groot aantal andere musea, maar zijn grootste schat, het pronkjuweel, dat iedere andere stad der wereld het benijdt, is het Koninklijk Museum van Schilderijen, het vermaarde Museo del Prado.
In de eerste zaal zijn slechts enkele groote schilderijen van Luca Giordano, in de tweede de schilderijen van Goya, den laatsten grooten Spaanschen schilder, in de derde, ruim als een plein, de meesterstukken der eerste kunstenaars uit Spanje en Italië. Men vindt er de Maagden van Murillo, de Heiligen van Ribera, de portretten van Velasquez, verder Raphaël, Michel Angelo, del Sarto, Titiaan, Tintoretto, Paolo Veronese, Correggio, Domenichino en Guido Reni. In een andere zaal de Fransche school: Poussin, Duguet en Lorrain; in twee andere, zeer ruime zalen zijn de wanden bedekt met schilderijen van Nederlandsche, Vlaamsche en Duitsche meesters: Breughel en Teniers, Rubens en Rembrandt, Van Dijck en Jordaens, Dürer en Schön.
Van de Spaansche schilders zijn vier meesters hier rijk vertegenwoordigd: Goya, Ribera, Velasquez en Murillo. Goya is de jongste, de meest nationale schilder van de vier. Hij is de schilder der toreros, van smokkelaars en dieven, en van den onafhankelijkheids oorlog. Aangrijpend is zijn Worsteling der bewoners van Madrid tegen de Mamelukken van Napoleon I, met levensgroote figuren. Ribera is de schilder der heiligen figuren en zijn schilderijen zijn zoovele in getal, dat men er een museum mee zou kunnen vullen; beroemd is zijn Marteldood van den H. Bartholomeus. Schitterender is de groote Velasquez, van wien men het portret van den hertog d'Olivares, de Spinsters, de Drinkers, de Overgave van Breda en zooveel andere meesterstukken in dit museum kan bewonderen. Maar boven allen staat Murillo, die het realisme van Velasquez met het krachtig effect van Ribera, met de harmonieuze doorschijnendheid van Titiaan, met de schitterende levendigheid
de kathedraal van toledo.