Bij de Platen.
Verwoesting van het klooster Walkenried in den Boerenkrijg. -
De gravure op blz 356 verplaatst ons in den bangen tijd van den Boerenkrijg, ontketend door den opstand van Luther en diens volgelingen tegen de Kerk. Het opgezweepte gepeupel vergreep zich niet enkel aan kerken en kloosters, maar spaarde ook de kasteelen der edelen en de huizingen der gegoede burgers niet. Zóó onmenschelijk woedde de Boerenkrijg, dat Luther, die in den aanvang, toen de verdwaasden zich tot de kerken en kloosters bepaalden, dat snood bedrijf had toegejuicht, ten laatste uitriep, dat men de boeren als dolle honden moest doodslaan.
Het tooneel van verwoesting, dat onze afbeelding te zien geeft, speelt te Walkenried in den Harz. Het oude Cisterciënserklooster, welks bouwval ook thans nog met voorliefde door toeristen bezocht wordt, werd in het jaar 1127 als een afdeeling van het klooster te Oud-Kempen aan den Rijn, door gravin Adelheide von Klettenberg gesticht en in 1129 gewijd. De in de dertiende eeuw in Gothischen stijl opgetrokken prachtige kloosterkerk, die 78 meter lang, 33 breed en tot de spits van het dak 33 meter hoog was, werd in 1525 door de boeren verwoest. Van de op 36 zuilen rustende basiliek zijn schilderachtige bouwvallen over, die de mooiste kerkruïne van den Harz zijn.
De monniken namen, voor zoover zij aan de handen der boeren konden ontkomen, de wijk naar Nordhausen, hun have en goed overlatend aan de woeste muiters, die kerk, klooster en bibliotheek in een puinhoop veranderden.
Het is een pakkend gezicht; op den voorgrond de indrukwekkende bouwval van het verwoeste Godshuis, de geknevelde kloosterlingen en de door den duivel van haat en wraakzucht bezeten rotgezellen; op den achtergrond het in vlammen opgaande dorp. De schoen, dien men op de door een der mannen gedragen banier ziet, was het zinnebeeld, waaronder de boeren den strijd hadden aanvaard, in tegenstelling met den laars van den edelman.