De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 18
(1901)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBij de Platen.Finsch binnenhuisje. -Wie zich den Finschen studiekop in dezen jaargang nog herinnert, vindt in het voorkomen van den nettenboeter op onze eerste bladzijde hetzelfde type terug. De Finnen zijn een krachtig, kerngezond ras, vrijheidlievend en vastberaden, tot hardnekkigheid en koppigheid toe. De vastberadenheid en stugheid spreekt ook uit de trekken van den Finschen werkman op onze gravure, uit die vast opeengeklemde breede lippen, uit den grooten, massieven neus, uit den blik van het oog vooral. Vriendelijk ziet hij er niet uit, maar onder het ruwe uiterlijk verbergt hij een hart van goud, dat warm klopt voor zijn land, warm ook voor zijn kind, lief, aanvallig meisje, dat een bewijs van haar leeskunst en van de gemaakte vorderingen heeft te geven. Als de les is opgezegd, zal hij de kleine op zijn schoot nemen en haar tot belooning practisch onderricht geven in de kunst van nettenboeten, waarin de kleine allicht meer belang stelt, dan in al de wijsheid, die ze op school opdoet. | |
De Duitsche Ridders en de Lithauers. -In een uitvoerig opstel over den slag bij TannenbergGa naar voetnoot1) werd de geschiedenis der Duitsche Orde, haar opkomst, haar toenemende bloei, haar verval geschetst, dat verhaast werd door dien noodlottigen slag tegen den Poolschen koning Jagello, waarin 40.000 man van het leger der Duitsche Ridders den dood vonden. Zooals men daar heeft kunnen lezen, was het oorspronkelijk doel der orde, in 1190 te Acre op het voorbeeld der orden van de Johannieten en Tempelridders opgericht, de pelgrims te herbergen, de gewonde kruisvaarders te verplegen, kortom zich aan alle werken van naastenliefde te wijden. De drie eerste grootmeesters hielden in het Heilig Land verblijf, maar de vierde, Herman von Salza, besloot, wegens het treurig verloop der kruistochten, met een aantal ordebroeders naar Duitschland te trekken, waar keizer Frederik II hem en diens opvolgers in de waardigheid van grootmeester tot rijksvorst verhief. Tot Herman von Salza wendde zich hertog Koenraad van Masovië met een smeekbede om hulp tegen de heidensche Pruisen. Op aandringen des Pausen zond Salza den hertog den landmeester Herman Balk met een aantal ridders en knapen, die in 1230 den bloedigen strijd tegen de oorspronkelijke bewoners van Pruisen begonnen, een strijd, die nadat de Duitsche Ridders zich in 1237 met de orde der Zwaardbroeders in Lijfland hadden vereenigd, in 1233 eindigde met de overwinning en bekeering der Pruisen. Hierna begon de orde in 1284 den oorlog met de eveneens heidensche Lithauers, die meer dan een eeuw duurde. In dezen tijd waren de beroemdste grootmeesters Meinhard von Querfurt, wien Pruisen de indijking van Weichsel en Nogat heeft te danken; Siegfried von Feuchtwangen, die in 1309 den zetel der orde naar Marienburg overbracht, en Weinrich von Kniprode, die het langst en gelukkigst regeerde (van 1351 tot 1382) en in den slag bij Rudau in 1370 de Lithauers overwon en tot den vrede dwong. LOCARNO AAN HET LAGO MAGGIORE. De kerk van de Madonna del Sasso.
De fraaie gravure op blz. 309 stelt een episode uit den oorlog tegen de Lithauers voor, het oogenblik, waarop de jonge vorst Witold, omgeven door zijn krijgers, zweert, den vaderlandschen bodem tot den laatsten duim gronds te zullen verdedigen tegen de Duitsche Ridders, wier legermacht reeds aan den horizon zichtbaar is. | |
Terechtstelling door middel van electriciteit. -In de landen, waar de doodstraf nog bestaat, wordt zij op verschillende wijze toegepast. In Engeland wordt de moordenaar opgehangen, in Frankrijk geguillotineerd; in China mag men zich, wanneer verzachtende omstandigheden zijn toegestaan, in zijn eigen huis zelf ophangen, en krijgt men tot dit doel een zijden koord cadeau. In de Vereenigde Staten wordt de terdoodveroordeelde op een stoel vastgebonden en door een sterken electrischen stroom naar de andere wereld geholpen. Deze soort van terechtstelling heeft die door den strop vervangen en is sedert een dozijn jaren in gebruik. Voordat men tot de invoering van deze wijze van terdoodbrenging overging, werden eerst proeven met dieren genomen. Het eerste menschelijke slachtoffer was een Duitscher, Joseph Kimmler, die zijn vrouw vermoord had. Men was zeer benieuwd te weten, of de bedoeling, op slag te dooden zonder pijn, door middel van electriciteit was te verwezenlijken. De moordenaar werd in verdoofden toestand binnengebracht en op den stoel neergezet. Dadelijk sprongen de helpers van den beul toe, wierpen een leeren kap over zijn hoofd en bonden zijn handen en voeten vast. Toen dit gebeurd was, sprongen de helpers op zij, en gaf een hunner het teeken om den electrischen stroom te ontladen. Dadelijk ging de stroom door het lichaam en deed armen en beenen verstijven. De stroom werd nu opgeheven en de geneesheeren traden naderbij, om den polsslag te voelen. Plotseling riep één hunner uit; ‘Hij is nog niet dood, laat den stroom weer werken.’ Nog voordat dit kon geschieden, begon de moordenaar zich weer te verroeren. Misschien was hij bewusteloos en leed geen pijn, maar de ademhaling werd sterker, totdat men den stroom opnieuw liet werken, die hem ditmaal doodde. Bij latere terechtstellingen heeft men, daar de stroom door het hoofd van den misdadiger geleid wordt, dezen steeds op slag gedood. Ook met Czolgosz, den moordenaar van president Mac Kinley, zal dit ongetwijfeld het geval zijn, wanneer hij een dezer dagen zal worden terechtgesteld. |
|